preheader NTVH

Novartis promotie Leaderboard ASH NTvH 900

Luspatercept werkzaam en goed te verdragen bij myelodysplastisch syndroom met lagere risicoscore

Luspatercept is een erytroïde rijpingsmiddel dat de erytropoëse stimuleert. Eerder bleek uit de tussentijdse analyse van de COMMANDS-studie dat behandeling met luspatercept leidt tot een hoger responspercentage, vergeleken met epoëtine alfa. Tijdens ASH 2023 presenteerde Guillermo Garcia-Manero, MD (The University of Texas MD Anderson Cancer Center, Houston, VS) de resultaten van de volledige analyse van deze gerandomiseerde fase III-studie.

Luspatercept is goedgekeurd voor de behandeling van transfusie-afhankelijke anemie bij patiënten met het myelodysplastisch syndroom (MDS) en een zeer lage, lage of intermediaire risicoscore bij wie behandeling met een erytropoëtische groeifactor onvoldoende effect heeft gehad of niet mogelijk is. In de COMMANDS-studie werden de werkzaamheid en veiligheid van luspatercept onderzocht bij patiënten die niet eerder waren behandeld met een erytropoëtische groeifactor.1,2

Studieopzet

COMMANDS is een internationale, gerandomiseerde ‘open-label’-fase III-studie. Volwassen patiënten met anemie als gevolg van MDS en een zeer lage, lage of intermediaire risicoscore volgens het International Prognostic Scoring System Revised (IPSS-R) werden 1:1 gerandomiseerd tussen behandeling met luspatercept (1,0-1,75 mg/kg s.c. elke 3 weken) of epoëtine alfa (450-1.050 IE/kg s.c. elke week) gedurende ten minste 24 weken. Alleen patiënten die niet eerder waren behandeld met een erytropoëtische groeifactor, afhankelijk waren van transfusies (gedefinieerd als 2-6 eenheden erytrocytenconcentraat per 8 weken gedurende ≥8 weken) en een percentage blasten in het beenmerg <5% en een serumconcentratie erytropoëtine <500 mE/ml hadden, kwamen in aanmerking voor deelname. De primaire uitkomstmaat was het percentage patiënten die geen transfusie behoeften gedurende ten minste 12 weken én bij wie de Hb-concentratie ≥1,5 g/dl steeg. Secundaire uitkomstmaten waren het percentage patiënten bij wie een stijging van de Hb-concentratie ≥1,5 g/dl aanhield gedurende ten minste 8 weken (‘hematologic improvement-erythroid’, HI-E) en het percentage patiënten die geen transfusie behoeften gedurende ten minste 12 weken of gedurende 24 weken. Ook werd de veiligheid van de behandelingen onderzocht.

Resultaten

In totaal werden 363 patiënten gerandomiseerd (mediane leeftijd: 74,0 jaar; 44,6% vrouw; 72,%            met ringsideroblasten; 59,2% met een SF3B1-mutatie) tussen behandeling met luspatercept (n=182) of epoëtine alfa (n=181). De mediane duur van de behandeling was 51,3 weken (bereik: 3-196) in de luspaterceptgroep en 37,0 weken (bereik: 1-202) in de epoëtine alfa-groep. De mediane follow-upduur bedroeg 17,2 maanden (bereik: 1-46) in de luspaterceptgroep en 16,9 maanden (bereik: 0-46) in de epoëtine alfa-groep.

In de luspaterceptgroep behaalden 110 patiënten (60,4%) de primaire uitkomstmaat versus 63 patiënten (34,8%) in de epoëtine alfa-groep (p<0,0001). Subgroepanalysen lieten zien dat behandeling met luspatercept leidde tot statistisch significant hogere responspercentages, ongeacht SF3B1-mutatiestatus, serumconcentratie erytropoëtine of transfusiebehoefte. In de groep patiënten met ringsideroblasten resulteerde behandeling met luspatercept eveneens in een hoger responspercentage in de luspaterceptgroep (65,4 vs. 29,2%), terwijl in de groep patiënten zonder ringsideroblasten de responspercentages vergelijkbaar waren tussen de behandelgroepen (46,9 vs. 50,0%). Ook het percentage patiënten bij wie HI-E optrad (74,2 vs. 53,0%; p<0,0001) en het percentage patiënten die geen transfusie behoeften gedurende ten minste 12 weken (68,1 vs. 48,6%; p<0,0001) of gedurende 24 weken (47,8 vs. 30,9%; p=0,0003), waren statistisch significant hoger in de luspaterceptgroep. De mediane duur van de periode waarin patiënten geen transfusie behoeften gedurende ten minste 12 weken was langer in de luspaterceptgroep (128,1 vs. 89,7 weken; HR [95%-BI]: 0,59 [0,38-0,90]), ongeacht SF3B1-mutatiestatus, serumconcentratie erytropoëtine, transfusiebehoefte of aanwezigheid van ringsideroblasten.

Vijf patiënten (2,7%) in de luspaterceptgroep en 6 patiënten (3,3%) in de epoëtine alfa-groep ontwikkelden AML. De sterftecijfers tijdens de behandeling (8,2 vs. 7,8%) en na de behandeling (13,2 vs. 13,4%) waren vergelijkbaar tussen de behandelgroepen. Tijdens de behandeling traden 1 of meer ongewenste voorvallen (‘treatment-emergent adverse events’, TEAE’s) op bij 178 patiënten (97,8%) die behandeld werden met luspatercept en bij 165 patiënten (92,2%) die epoëtine alfa kregen; respectievelijk 107 (58,8%) en 88 (49,2%) patiënten rapporteerden TEAE’s van graad 3 of 4. De meest voorkomende TEAE’s waren: diarree (17,6 vs. 14,0%), COVID-19 (14,8 vs. 15,6%), asthenie (13,7 vs. 16,2%) en anemie (12,1 vs. 10,6%).

Conclusie

Uit deze gerandomiseerde fase III-studie (COMMANDS) blijkt dat behandeling met luspatercept in vergelijking met epoëtine alfa leidt tot een betere respons in de erytroïde cellijn en een langere periode zonder transfusies bij patiënten met MDS met een lagere risicoscore die niet eerder zijn behandeld met een erytropoëtische groeifactor en afhankelijk zijn van transfusies. Deze bevindingen komen overeen met de resultaten van de tussentijdse analyse. Er werden geen nieuwe veiligheidssignalen waargenomen.

Referenties

1. Platzbecker U, Della Porta MG, Santini V, et al. Efficacy and safety of luspatercept versus epoetin alfa in erythropoiesis-stimulating agent-naive, transfusion-dependent, lower-risk myelodysplastic syndromes (COMMANDS): interim analysis of a phase 3, open-label, randomised controlled trial. Lancet 2023;402:373-85.
2. Garcia-Manero G, et al. Efficacy and safety of luspatercept versus epoetin alfa in erythropoiesis-stimulating agent (ESA)-naive patients (Pts) with transfusion-dependent (TD) lower-risk myelodysplastic syndromes (LR-MDS): full analysis of the COMMANDS trial. Gepresenteerd tijdens ASH 2023; abstract 193.

Spreker Guillermo Garcia-Manero

Guillermo Garcia-Manero

Guillermo Garcia-Manero, MD, The University of Texas MD Anderson Cancer Center, Houston, VS

 

Zie: Keyslides

 

Naar boven