preheader NTVH

ash2015

Een nieuw classificatiesysteem, gebaseerd op cytogenetica en behandelingsrespons, identificeert een subgroep van leukemiepatiënten met een uitstekende prognose, ondanks de aanwezigheid van hoogrisicokarakteristieken

Een nieuw classificatiesysteem dat, naast klinische karakteristieken, ook rekening houdt met de cytogenetica van blasten en data met betrekking tot een vroege respons op therapie, werd gebruikt bij bijna 10.000 ALL-patiënten. Met behulp van dit systeem was men in staat om een subgroep van ALL-patiënten te identificeren met een zeer grote kans om nog in leven te zijn na 5 jaar, ondanks de aanwezigheid van hoogrisico klinische karakteristieken. Zodoende slaagt deze classificatie erin om voor het eerst een groep hoogrisicopatiënten te identificeren met een grote kans op genezing, zonder dat de behandeling hiervoor moet worden geïntensifeerd.

De recente verbeteringen in de uitkomst van ALL-patiënten kunnen voor een deel worden toegeschreven aan het verfijnen van de risicoclassificatie van deze patiënten. Op basis van dit risicoprofiel past men namelijk de intensiteit van de behandeling aan. Tijdens ASH 2015 presenteerde de Children’s Oncology Group (COG) resultaten van een studie die de aanwezigheid van minimaal residuele ziekte (MRD) evalueerde op het einde van de inductietherapie en dit combineerde met de aanwezigheid van klinische en biologische karakteristieken om zo tot een risicostratificatie te komen die de verdere behandeling stuurde. Nieuw gediagnosticeerde patiënten met B-cel ALL, die tussen 1 en 30 jaar oud waren, werden opgenomen in de COG AALL03B1-studie en werden op basis van hun NCI-risicoprofiel behandeld met een inductieregime bestaande uit 3 (standaard risico, SR), of 4 (hoog risico, HR) middelen. Alle patiënten in de studie ondergingen testen voor de evaluatie van gunstige (drievoudige trisomieën van chromosomen 4, 10 en 17, of een ETV6-RUNX1-fusie) en ongunstige (hypodiploïdie [DNA-index <0,81 of minder dan 44 chromosomen], MLL-herschikkingen, BCR-ABL1 of iAMP21) cytogenetische abnormaliteiten. Op het einde van de inductietherapie werden alle B-ALL-patiënten ouder dan 1 jaar onderverdeeld in groepen met een laag, intermediair of hoog risico. De variabelen die hiervoor werden gebruikt, waren leeftijd, het initiële aantal witte bloedcellen, de aanwezigheid van extramedullaire ziekte, het cytogenetisch profiel van de blasten en de vroege respons op therapie (gebaseerd op de beenmergmorfologie en de aanwezigheid van MRD in het beenmerg na 29 dagen). Een snelle vroege respons (‘rapid early response’, RER) werd gedefinieerd als een M1 (<5% blasten) beenmerg op dag 15 in combinatie met een MRD <0,1% op dag 29 van de inductie gemeten door middel van flowcytometrie. Alle patiënten met een M2/M3 (≥5% blasten) beenmerg op dag 15, of een MRD ≥0,1% op dag 29 werden gezien als trage vroege responders (‘slow early responders’, SER).

In totaal werden 11.196 patiënten opgenomen in de AALL03B1-studie: 89% werd opgenomen in een eerstelijns ALL-studie en 96% van de patiënten was evalueerbaar voor respons na de inductietherapie. Respectievelijk 5.104 en 2.791 van deze patiënten werden behandeld in een gekoppelde studie voor NCI SR (AALL0331, 65%) of HR (AALL0232, 35%) B-ALL. Patiënten met een zeer hoog risico werden niet verder behandeld in studies AALL0232 en AALL0331 na de inductie, maar hun data werden wel meegenomen in de verdere analyse.

Bij 84% van de patiënten stelde men een RER vast tegenover een SER bij 16%. De 5-jaars event-vrije overleving (EFS) en totale overleving (OS) bedroeg respectievelijk 89,3% en 95,2% voor de RER-patiënten, en 67,9% en 84,3% voor de SER-patiënten. De 5-jaars EFS- en OS-data, in functie van het cytogenetische subtype, zijn samengevat in keyslide 3 bij dit artikel. De 5-jaars EFS per cytogenetisch subtype varieerde tussen 70% voor de ongunstige factoren en 95% voor de gunstige factoren. Uit een verdere analyse van de data op basis van de MRD-respons (RER= dag 8 MRD in bloed <1% en dag 29 beenmerg MRD <0,01%), bleek dat HR-patiënten met een gunstig cytogenetisch profiel met een CNS1-status, een 5-jaars EFS en OS hadden van respectievelijk 94,9% en 98,1% (n=243).

Samengevat blijkt uit deze studie dat het gebruik van dit classificatiesysteem haalbaar was bij 10.000 patiënten. De COG maakte eerder geen gebruik van gunstige cytogenetische kenmerken voor de risicobepaling van NCI HR B-ALL-patiënten. Deze studie toont echter aan dat dergelijke patiënten, die een snelle MRD-respons hebben op inductietherapie, een erg gunstige prognose hebben. Dit suggereert dat deze patiënten mogelijk geen voordeel hebben van een verdere intensifiëring van hun behandeling.

Referentie

Raetz E, Loh M, Devidas M, et al. Genetic and Response-Based Risk Classification Identifies a Subgroup of NCI High Risk Childhood B-Lymphoblastic Leukemia (HR B-ALL) with Outstanding Outcomes: A Report from the Children's Oncology Group (COG). Presented at ASH 2015; Abstract #807.

Spreker Elizabeth Raetz

 Raetz

Prof. dr. Elizabeth Raetz, MD, PhD,
Huntsman Cancer Institute and Primary Children’s Hospital, Universty of Utah, Salt Lake City, Utah, VS


Zie: Keyslides

Naar boven