preheader NTVH

MRD-status nuttig in besluitvorming rond stamceltransplantatie tijdens eerste complete remissie bij NPM1-gemuteerde AML

Bij patiënten met AML en een NPM1-mutatie is een allogene stamceltransplantatie tijdens de eerste complete remissie controversieel. Mogelijk kan de status van meetbare restziekte na de inductietherapie worden gebruikt om patiënten te selecteren die baat hebben bij een dergelijke transplantatie. Om dit te onderzoeken werden gegevens uit de AML17- en AML19-studie geanalyseerd. Tijdens ASH 2023 presenteerde Jad Othman, MBBS (King’s College London, Londen, VK) hiervan de resultaten.

AML17 en AML19 waren opeenvolgende multicentrische, gerandomiseerde ‘open-label’-fase III-studies uitgevoerd in respectievelijk april 2009-december 2014 en november 2015-november 2020.1,2 In deze studies werden 5.068 patiënten van 18-60 jaar met nieuw gediagnosticeerde AML behandeld met intensieve chemotherapie, van wie 1.357 patiënten (27%) een NPM1-mutatie hadden. Voor de huidige studie werden gegevens van patiënten met een NPM1-mutatie uit beide studies gecombineerd.3

Studieopzet

De selectie van patiënten met een NPM1-mutatie die in aanmerking kwamen voor een allogene stamceltransplantatie tijdens CR1, verschilde tussen de studies. In de AML17-studie werd hiervoor een gevalideerde risicoscore gebruikt, die gebaseerd is op de volgende kenmerken: leeftijd, geslacht, secundaire ziekte, cytogenetica, leukocytengetal en de respons na 1 cyclus van inductietherapie. In de AML19-studie werd een allogene stamceltransplantatie tijdens CR1 geadviseerd bij patiënten met een positieve MRD-status in perifeer bloed na de tweede cyclus, ongeacht andere risicofactoren. In beide studies werd de MRD-status bepaald met kwantitatieve ‘reverse transcription’-PCR (RT-qPCR) in hetzelfde referentielaboratorium. De onderzoekers vergeleken de algehele overleving (‘overall survival’, OS), ‘relapse-free survival’ (RFS) en het aantal relapses tussen de AML17- en AML19-studie, uitgesplitst naar MRD-status. Vervolgens onderzochten zij of de verschillen tussen beide studies verklaard konden worden door het wel of niet uitvoeren van een allogene stamceltransplantatie tijdens CR1.

Resultaten

De onderzoekers analyseerden de gegevens van 737 patiënten met nieuw gediagnosticeerde AML en een NPM1-mutatie die na 2 cycli van inductietherapie een complete remissie (CR) of een complete remissie met onvolledig herstel van het bloedbeeld (CRi) hadden bereikt en bij wie de MRD-status in perifeer bloed was bepaald (mediane leeftijd: 52 jaar; 55% vrouw; 39% met FLT3-ITD). Dit betrof 348 patiënten in de AML17-studie en 389 patiënten in de AML19-studie. Bij 16 van de 60 patiënten (27%) met een positieve MRD-status in de AML17-studie werd een allogene stamceltransplantatie verricht tijdens CR1, vergeleken met 50 van de 83 patiënten (60%) in de AML19-studie.

De 3-jaarsoverleving van patiënten met een positieve MRD-status was 25% in de AML17-studie en 50% in de AML19-studie (p=0,002). Ook voor patiënten met een negatieve MRD-status werd een statistisch significant verschil gevonden in de 3-jaarsoverleving tussen beide studies (p=0,019). In de gehele studiepopulatie gaf een allogene stamceltransplantatie tijdens CR1 geen overlevingsvoordeel (HR [95%-BI]: 1,01 [0,51-1,34]). Patiënten met een positieve MRD-status leefden wel langer dankzij een allogene stamceltransplantatie tijdens CR1 (HR [95%-BI]: 0,39 [0,24-0,64]), ongeacht hun FLT3-ITD-status. Ook gaf de transplantatie bij deze patiënten een voordeel in RFS (HR [95%-BI]: 0,44 [0,27-0,72]) en minder relapses (p<0,001). Patiënten met een negatieve MRD-status leefden niet langer dankzij een allogene stamceltransplantatie tijdens CR1 (HR [95%-BI]: 0,82 [0,50-1,33]), ongeacht hun FLT3-ITD-status. Wel leidde de transplantatie bij hen tot een langere RFS (HR [95%-BI]: 0,50 [0,32-0,79]) en minder relapses (p<0,001).

Conclusie

Uit deze analyse van gegevens uit de AML17- en AML19-studie blijkt dat de MRD-status gebruikt kan worden in de besluitvorming rond stamceltransplantatie tijdens CR1 bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde AML en een NPM1-mutatie. Bij patiënten met een positieve MRD-status biedt een allogene stamceltransplantatie tijdens CR1 een overlevingsvoordeel, ongeacht hun FLT3-ITD-status. Patiënten met een negatieve MRD-status hebben een laag relapserisico en geen baat bij een allogene stamceltransplantatie tijdens CR1.

Referenties

1. Burnett AK, Russell NH, Hills RK, et al; UK NCRI AML Study Group. A randomized comparison of daunorubicin 90 mg/m2 vs 60 mg/m2 in AML induction: results from the UK NCRI AML17 trial in 1206 patients. Blood 2015;125:3878-85.
2. Othman J, Wilhelm-Benartzi C, Dillon R, et al. A randomized comparison of CPX-351 and FLAG-Ida in adverse karyotype AML and high-risk MDS: the UK NCRI AML19 trial. Blood Adv 2023;7:4539-49.
3. Othman J, et al. The benefit of allogeneic transplant in 1st complete remission in NPM1 mutated AML with or without FLT3 ITD is restricted to those testing MRD positive after induction – an analysis of the UK NCRI AML17 and AML19 studies. Gepresenteerd tijdens ASH 2023; abstract 425.

Spreker Jad Othman

Jad Othman

Jad Othman, MBBS, King’s College London, Londen, VK

 

Zie: Keyslides

 

Naar boven