preheader NTVH

EPCORE CLL-1: epcoritamab bij Richter’s transformatie van CLL/SLL naar DLBCL

Bij het syndroom van Richter, ofwel Richter’s transformatie, ontwikkelt chronische lymfatische leukemie (CLL) of kleincellig lymfocytair lymfoom (‘small lymphocytic lymphoma’, SLL) zich tot een agressievere maligniteit, zoals diffuus grootcellig B-cellymfoom (‘diffuse large B-cell lymphoma’, DLBCL) of Hodgkin-lymfoom. De prognose van patiënten met Richter’s transformatie is slecht en effectieve behandelingen ontbreken. Chemo-immuuntherapie (R-CHOP of R-EPOCH) leidt slechts bij ≤20% van de patiënten tot een complete respons (CR).1 Epcoritamab is een monoklonaal antilichaam dat zowel CD3 als CD20 bindt en zo de vernietiging van kwaadaardige B-cellen door T-cellen stimuleert. Behandeling met epcoritamab is in de EU goedgekeurd voor patiënten met gerecidiveerd of refractair DLBCL die ten minste twee eerdere behandelingen hebben ondergaan.2 In de lopende fase Ib/II-studie EPCORE CLL-1 wordt onderzocht of epcoritamab ook bij patiënten met Richter’s transformatie en CLL werkzaam en veilig is.3

Studieopzet

In de lopende internationale, multicentrische ‘open-label’-fase Ib/II-studie EPCORE CLL-1 worden volwassen patiënten met Richter’s transformatie behandeld met epcoritamab als ze ≤2 eerdere behandelingen hebben gekregen. Om deel te mogen nemen moet in een biopt zijn aangetoond dat bij de patiënt een transformatie heeft plaatsgevonden van CLL of SLL naar CD20-positieve DLBCL. Alleen patiënten die niet in aanmerking komen voor chemotherapie of chemotherapie weigeren mogen aan de studie meedoen. Deelnemers worden subcutaan behandeld met epcoritamab 48 mg in 28-daagse cycli, waarbij eerst een oplaaddosis wordt gegeven en daarna de standaarddosis. De behandeling wordt stopgezet op het moment dat ziekteprogressie optreedt. De werkzaamheid van de behandeling wordt aan de hand van de Lugano-criteria via PET-CT-onderzoek beoordeeld. De primaire uitkomstmaat is het percentage patiënten bij wie een respons wordt bereikt (‘overall response rate’, ORR) en belangrijke secundaire uitkomstmaten zijn het percentage patiënten met een CR, de tijd tot respons en de veiligheid van de behandeling.

Resultaten

Op het moment van deze tussentijdse analyse waren 42 patiënten geïncludeerd (mediane leeftijd: 69 jaar; 76% man), met een mediane follow-upduur van 12,9 maanden. In de studiepopulatie waarin de werkzaamheid van epcoritamab geanalyseerd kon worden, was (n=38) de ORR 53%. Het percentage deelnemers met een CR was 42%. Het duurde mediaan 1,4 maanden tot een respons werd gezien, terwijl na 2,5 maanden een CR werd bereikt. De responsduur was mediaan 9,6 maanden.

Het meest voorkomende niet-hematologische ongewenste voorval dat tijdens de behandeling optrad (‘treatment emergent adverse event’, TEAE), was het cytokineafgiftesyndroom(‘cytokine release syndrome’, CRS), wat bij 78% van de deelnemers werd gezien. Bij 45% van de deelnemers trad een infectie van graad 1 of 2 op, en 36% van de patiënten had last van diarree. Daarnaast waren vermoeidheid (29%), misselijkheid (26%), reacties op de plek van de injectie (23%) en pyrexie (23%) veelvoorkomend. TEAE’s van graad 3 of 4 waren met name infecties (21%), trombocytopenie (36%), anemie (33%) en neutropenie (38%). Veel van de deelnemers hadden al een cytopenie bij aanvang van de studie (89% anemie; 84% trombocytopenie; 35% neutropenie). CRS trad met name op na de toediening van de eerste volledige dosis (74,4%), en was meestal een ongewenst voorval van een lage graad (33% graad 1; 45% graad 2; 5% graad 3). Alle deelnemers met CRS werden hiervoor succesvol behandeld. CRS was bij geen enkele deelnemer reden voor het stopzetten van de behandeling. Bij 12% van de deelnemers werd ‘immune effector cell-associated neurotoxicity syndrome’ (ICANS) vastgesteld, telkens gelijktijdig met CRS. Het tumorlysissyndroom kwam voor bij 10% van de deelnemers. CRS, ICANS of het tumorlysissyndroom leidde bij geen van de deelnemers tot het stopzetten van de behandeling.

Conclusie

Uit deze tussentijdse analyse van de fase Ib/II-studie EPCORE CLL-1 is gebleken dat behandeling met epcoritamab leidt tot een veelbelovende respons bij patiënten met Richter’s transformatie. Tijdens de studie werden geen nieuwe veiligheidssignalen gezien. Op basis van deze gegevens menen de onderzoekers dat epcoritamab een chemotherapie-vrij behandelalternatief kan zijn voor patiënten met Richter’s transformatie. In de EPCORE CLL-1-studie wordt op dit moment aanvullend onderzoek gedaan naar de werkzaamheid van een combinatiebehandeling die bestaat uit epcoritamab plus R-CHOP, lenalidomide of venetoclax.

Referenties

1. Thompson PA, Siddiqi T. Treatment of Richter’s syndrome. Hematology Am Soci Hematol Educ Program 2022;2022:329-36.
2. EPAR Tepkinly. Te raadplegen via: https://www.ema.europa.eu/en/medicines/human/EPAR/tepkinly.
3. Kater A, et al. Single-agent epcoritamab leads to deep responses in patients (pts) with Richter’s transformation (RT): primary results from the EPCORe CLL-1 trial. Gepresenteerd tijdens EHA 2024; abstract S163.

Spreker Arnon Kater

Prof. dr. Arnon Kater, Amsterdam UMC

 

Zie: Keyslides

 

Naar boven