preheader NTVH

ash2015

Ibrutinib is superieur aan chloorambucil in de behandeling van oudere patiënten met onbehandelde chronische lymfatische leukemie

Fase III-data tonen aan dat monotherapie met ibrutinib superieur is aan een behandeling met chloorambucil bij oudere patiënten met onbehandelde chronische lymfatische leukemie (CLL) of een kleincellig lymfatisch lymfoom (SLL). Zo bleek ibrutinib geassocieerd te zijn met een langere progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS), een langere totale overleving (‘overall survival’, OS), een hoger totaal responspercentage (‘overall response rate’, ORR) en een betere event-vrije overleving (‘event-free survival’, EFS). Bij patiënten in de studie die ibrutinib kregen toegediend, nam het risico op overlijden af met 84% en het risico op ziekteprogressie met 91%. Bovendien was het veiligheidsprofiel van ibrutinib aanvaardbaar en lag dit in de lijn met wat eerder werd beschreven voor dit geneesmiddel. CLL en SLL zijn voornamelijk aandoeningen van de oudere patiënt. Deze patiënten hebben vaak ook andere chronische aandoeningen en hebben veelal verschillende comorbiditeiten. Als een gevolg hiervan zijn deze oudere CLL/SLL-patiënten vaak niet fit genoeg voor een intensieve behandeling met fludarabine, cyclofosfamide en rituximab (FCR), de huidige standaard eerstelijnsbehandeling voor CLL. Bij dergelijke, minder fitte, oudere CLL-patiënten grijpt men vaak terug naar een minder toxische behandeling zoals chloorambucil-monotherapie. De effectiviteit van een dergelijke behandeling is echter beperkt. Uit een studie van Byrd et al., die eerder dit jaar werd gepubliceerd, blijkt dat ibrutinib, een orale remmer van het Bruton’s tyrosinekinase (BTK), significante klinische activiteit vertoont bij jongere, onbehandelde CLL-patiënten. In deze studie rapporteerde men een ORR van 84% en een PFS van 96% na 30 maanden. In de gepresenteerde fase III-studie ging men na in hoeverre ibrutinib ook actief en goed te verdragen is bij de behandeling van oudere patiënten met een onbehandeld CLL.

De onderzoekers randomiseerden 269 patiënten met een mediane leeftijd van 73 jaar tussen een continue behandeling met ibrutinib (420 mg per dag tot progressie) of een behandeling met chloorambucil-monotherapie (0,5 mg/kg tot maximaal 0,8 mg/kg, op dag 1 en 15 van een 28-daagse cyclus voor een totaal van maximaal 12 cycli). In totaal had 45% van de patiënten in de studie een gevorderd RAI-stadium, bij 20% stelde men een del(11q) vast en 69% van de patiënten had comorbiditeiten, inclusief een CIRS-score van 6 of meer, een gereduceerde creatinineklaring of een ECOG-performancestatus van 2.

Na een mediane follow-up van 18,4 maanden bleek dat ibrutinib was geassocieerd met een significant langere PFS dan chloorambucil (mediaan niet bereikt versus 15,0 maanden; HR [95%-BI]: 0,09 [0,04-0,17], p<0,0001). Voor patiënten in de ibrutinib-arm bedroeg de PFS na 18 maanden 93,9% tegenover 44,8% bij patiënten die chloorambucil kregen. Dit PFS-voordeel met ibrutinib werd bovendien consistent gezien in alle onderzochte subgroepen, inclusief patiënten ouder dan 70 jaar, patiënten met een del(11q) en patiënten met een ongemuteerde IGHV-status.

Daarnaast was ibrutinib ook geassocieerd met een significant betere OS dan chloorambucil (mediaan niet bereikt in beide armen; HR [95%-BI]: 0,16 [0,05-0,56], p=0,0010). Na 24 maanden was 97,8% van de patiënten op ibrutinib nog in leven, tegenover 85,3% van de chloorambucil-patiënten. De mediane EFS was ook langer met ibrutinib dan met chloorambucil: niet bereikt tegenover 12 maanden (HR [95%-BI]: 0,17 [0,10-0,26]; p<0,0001). De ORR met ibrutinib bedroeg 86% (4,4% bereikte een complete respons [CR], of een CR met onvolledig beenmergherstel [CRi]) tegenover 35,3% met chloorambucil (1,5% CR/CRi). Ten slotte was ook het percentage duurzame hematologische verbeteringen hoger met ibrutinib. Dit was ook het geval bij patiënten met anemie (84% versus 45%; p<0,0001) of trombocytopenie (77% versus 43%; p=0,0054) bij aanvang van de studie. Het veiligheidsprofiel van ibrutinib in deze studie was vergelijkbaar met wat werd beschreven in andere studies met dit middel.

Samengevat blijkt uit deze studie dat monotherapie met ibrutinib zorgt voor een significant langere PFS, OS, EFS en een significant hogere ORR dan chloorambucil bij oudere patiënten met onbehandelde CLL/SLL. Dit maakt van ibrutinib een interessante optie in de eerstelijnsbehandeling van deze patiëntenpopulatie.

 

Referentie

Tedeschi A, Barr P, Robak T, et al. Results from the International, Randomized Phase 3 Study of Ibrutinib Versus Chlorambucil in Patients 65 Years and Older with Treatment-Naïve CLL/SLL (RESONATE-2TM). Presented at Ash 2015; Abstract #495.

Spreker Alessandra Tedeschi

 Tedeschi

Dr. Alessandra Tedeschi, hematoloog,
Ospedaliera Niguarda Cà Granda, Milaan Italië


Zie: Keyslides

Naar boven