preheader NTVH

ash2015

Het klinische voordeel en de langere overleving met ruxolitinib bij patiënten met myelofibrose bevestigd na 5 jaar follow-up in de COMFORT-II-studie

Uit eerdere publicaties bleek reeds dat ruxolitinib zorgt voor een snelle en duurzame verbetering in de splenomegalie van patiënten met myelofibrose. Bovendien toonde men in de COMFORT-II-studie aan dat ruxolitinib in vergelijking met de beste beschikbare therapie (‘best available therapy’, BAT) zorgt voor een significant langere totale overleving (overall survival, OS). Tijdens ASH 2015 werden de data gepresenteerd van de finale analyse van de COMFORT-II-studie met 5 jaar opvolging. Uit deze analyse bleek dat de klinische voordelen van ruxolitinib, zoals de afname in de omvang van de milt, duurzaam waren bij langdurig gebruik van ruxolitinib. Ook het OS-voordeel met ruxolitinib bleef behouden na 5 jaar, al was dit enigszins afgezwakt door de cross-over van patiënten uit de BAT-arm naar de ruxolitinib-arm.

De COMFORT-II-studie was een gerandomiseerde, open-label fase III-studie waarin 219 patiënten met intermediair-2 of hoogrisico myelofibrose (primair, na polycythemia vera, of na essentiële trombocytopenie) werden gerandomiseerd (2:1) tussen een behandeling met ruxolitinib of BAT. In geval van progressieve splenomegalie bij patiënten in de BAT-arm kon men overschakelen op een behandeling met ruxolitinib. In totaal hebben 45 patiënten hiervan gebruik gemaakt in de loop van de studie. Op het einde van de studie bedroeg de mediane follow-up 4,3 jaar.

In totaal stelde men bij 132 van de 136 (97,1%) evalueerbare patiënten in de ruxolitinib-arm een reductie vast in de omvang van de milt. Bij 78 (53,4%) patiënten bedroeg deze afname van de splenomegalie 35% of meer op enig moment tijdens de behandeling. Van de 45 patiënten uit de BAT-arm die overschakelden op ruxolitinib, hadden er 34 (75,6%) een reductie in de omvang van de milt. Bij 19 van hen (42,2%) bedroeg deze afname 35% of meer. Na ongeveer 5 jaar follow-up zag men bij 88% van de patiënten (45 van 51) in de studie die nog onder behandeling waren met ruxolitinib een verbetering in de splenomegalie (bij 67% was dit 35% of meer). De mediane duur van de reductie in de miltomvang bedroeg 3,2 jaar. De Kaplan-Meiervoorspelling van de kans om deze reductie aan te houden bedroeg 0,51 (95%-BI: 0,38-0,62) na 3 jaar en 0,48 (95%-BI: 0,35-0,60) na 5 jaar. Ongeveer een derde van de evalueerbare patiënten met een JAK2V617F-mutatie had een reductie van 20% of meer in de ‘allele burden’ na 3,2 jaar (38,3%) en 3,7 jaar (31,0%). Bij 23 patiënten (15,8%) die ruxolitinib kregen toegediend, stelde men een verbeterde fibrose vast (bij 4 patiënten zag men een verbetering naar graad 0 ten opzichte van graad 1 [n=1], 2 [n=2], of 3 [n=1] bij aanvang van de studie). Bij 47 (32,3%) patiënten stelde men een stabilisatie vast van de fibrose, terwijl men bij 27 (18,5%) patiënten een verslechtering zag.

Op het moment van de finale analyse was de mediane OS niet bereikt voor ruxolitinib, terwijl dit 4,1 jaar bedroeg met BAT. Dit vertaalt zich in een reductie in het risico op overlijden van 33% met ruxolitinib in vergelijking met BAT (HR [95%-BI]: 0,67 [0,44-1,02]; p=0,06). De schatting voor overleving na 5 jaar bedroeg 56% met ruxolitinib tegenover 44% met BAT. Wat veiligheid betreft stelde men geen relevante toename vast in de incidentie van bijwerkingen met een verlengde blootstelling aan ruxolitinib. De meest voorkomende bijwerkingen van ruxolitinib waren trombocytopenie (52,4%), anemie (49,2%), diarree (35,6%), en perifeer oedeem (33,0%). Graad 3/4-bijwerkingen omvatten onder meer anemie (22,5%), trombocytopenie (15,2%), pneumonie (5,8%), een algemene achteruitgang in de gezondheidstoestand (4,2%) en dyspneu (4,2%).

Samengevat blijkt uit de finale analyse van de COMFORT-II-studie dat de klinische voordelen van ruxolitinib bij myelofibrosepatiënten, die reeds beschreven werden in eerder publicaties, duurzaam zijn bij een verlengde ruxolitinib-behandeling. Ook het OS-voordeel werd bevestigd in deze analyse, al was dit effect enigszins afgezwakt door de cross-over van BAT-patiënten naar ruxolitinib.

Referentie

Harrison C, Vannucchi A, Kiladjian J-J, et al. Long-Term Efficacy and Safety in COMFORT-II, a Phase 3 Study Comparing Ruxolitinib with Best Available Therapy for the Treatment of Myelofibrosis: 5-Year Final Study Results. Presented at Ash 2015; Abstract #59.

Spreker Claire Harrison

 Harrison

Prof. dr. Claire N. Harrison,
Consultant Haematologist and Deputy Director, Guy's and St. Thomas' NHS Foundation Trust, Londen, Verenigd Koninkrijk


Zie: Keyslides

Naar boven