preheader NTVH

header website

ALCANZA studie update: brentuximab vedotin superieure respons bij patiënten met CD30+ cutaan T-cellymfoom vergeleken met methotrexaat of bexaroteen

De ALCANZA fase 3-studie liet een significant hogere duurzame respons zien met brentuximab vedotin in vergelijking met methotrexaat of bexaroteen bij de behandeling van  patiënten met CD30-positieve cutane T-cellymfomen (CTCL).1 Tijdens het jaarlijks terugkerende congres van de American Society of Hematology  in 2017 werd een update gegeven van de resultaten uit deze studie, met  een 11 maanden langere follow-up. Deze resultaten bevestigden de conclusies dat brentuximab vedotin resulteert in een significant hoger objectief respons percentage (‘objective response rate’, ORR), een significant langere progressievrije overleving (‘progression free survival’, PFS) en een verbeterde kwaliteit van leven (‘Quality of Life’, QoL) dan methotrexaat of bexaroteen. Bovendien werd een significant langere tijd tot de volgende behandeling (‘Time to Next Treatment’, TTNT) gerapporteerd met brentuximab vedotin. Deze bevindingen suggereren een waardevolle bijdrage van brentuximab vedotin in de standaardbehandeling van CD30+ CTCL.2

In het algemeen wordt CTCL beschouwd als een ongeneeslijke aandoening. Met de huidige standaardbehandeling varieert de ORR tussen 24% en 68% en is de mediane TTNT, welke wordt gezien als een maat voor ziektecontrole, 3,9 maanden. Bij de eerste gepubliceerde resultaten uit de ALCANZA studie was sprake van een mediane follow-up van 22,9 maanden. Van de door Horwitz op ASH 2017 gepresenteerde data was de mediane follow-up 33,9 maanden.

In de ALCANZA studie werden 131 volwassen patiënten met eerder behandelde CD30+ Mycosis Fungoides (MF) of primaire cutane anaplastische grootcellige lymfomen (‘primary cutaneous anaplastic large cell lymphoma’, pcALCL) 1:1 gerandomiseerd naar een groep die brentuximab vedotin (1,8 mg/kg intraveneus, elke drie weken, tot maximaal 16 cycli) ontving of een groep die naar keuze van de behandelend arts (‘physician’s choice’, PC) tot 48 weken methotrexaat (5-50 mg, PO, QW) of bexaroteen (300mg/m2, PO, QD) kreeg. Primair eindpunt van de studie was de ORR met een duur van minimaal 4 maanden: ORR4. Secundaire uitkomsten waren het percentage complete respons (CR), PFS en de symptoomlast-score op de dermatologie-specifieke QoL vragenlijst Skindex-29. In deze studie werd TTNT gedefinieerd als de tijd tussen randomisatie en de datum waarop de eerste antineoplastische behandeling werd gedocumenteerd of tot het laatste contactmoment met patiënten die nooit een antineoplastische behandeling  ondergingen. TNTT vormde een niet vooraf vastgesteld eindpunt in de studie. Tot slot werden in de ALCANZA studie ook het vóórkomen, de ernst en duur van perifere neuropathie (PN) vastgesteld bij patiënten uit de brentuximab vedotin groep.1,2

Van de 131 patiënten gerandomiseerd in de studie, werden  3 geëxcludeerd als gevolg van onvoldoende CD30-expressie. Dit resulteerde in een ‘intention-to-treat’ populatie van 128 patiënten (97 met MF en 31 met pcALCL). In de geupdate analyse (na mediaan 33,9 maanden), waren zowel de ORR4 (60,9% versus 7,8%; OR 53,1% [95%BI:36,5-67,2]; p<0,001) als de CR significant hoger in de actieve groep dan in  de PC arm van de studie (18,8% versus 0%; [95%BI:0,7-35,9]; p<0,001).2 Ook de mediane PFS was significant langer met brentuximab vedotin (15,8 maanden) vergeleken met PC (3,6 maanden)[HR:0,373; 95%BI:0,245-0,569; p<0,001]. Na 1 jaar was 63,9% van de patiënten met brentuximab vedotin nog progressievrij vergeleken met 15,6% van de patiënten in de controlegroep. Na 2 jaar waren deze percentages respectievelijk 28,8% en 8,4%. Ten tijde van deze analyse hadden 47 (73%) patiënten  uit de actieve groep en 48 (75%) uit de controle- groep tenminste 1 antineoplastische vervolg-behandeling ondergaan. De mediane TTNT voor deze groepen was significant langer na een behandeling met brentuximab vedotin (14,2 maanden) dan na een behandeling met methotrexaat of bexaroteen (6,1 maanden; HR:0,335; 95%BI:0,218-0,515;p<0,001). De kans dat patiënten na 1 en 2 jaar behandelen geen nieuwe antineoplastische behandeling nodig hadden, bleek ook lager met brentuximab vedotin dan met PC (65,5% na jaar 1 en 24,6% na jaar 2 versus 15,3% en 4,4% voor PC). De resultaten voor de kwaliteit van leven volgens de Skindex-29 lieten voor brentuximab vedotin een significant grotere afname zien van de symptomenlast in vergelijking met de PC-groep (gemiddelde maximale afname -28,08 versus -8,62; p<0,001).2

PN is een bekende bijwerking van brentuximab vedotin en was de meest gerapporteerde bijwerking  met dit middel in de ALCANZA studie. Er was bij 44 van de 66 patiënten (67%) in de brentuximab vedotin-groep sprake van PN vergeleken met 4 van de 62 patiënten in het PC cohort (6%). Bij een mediane follow-up van 33,9 maanden was de PN volledig verdwenen bij 26 van de 44 patiënten. Bij de overige 18 patiënten was de PN met minimaal 1 graad verbeterd. De mediane tijd tot het verdwijnen van PN bleek 30 weken, terwijl de mediane tijd nodig voor een verbetering van PN met minimaal 1 graad 13 weken was. De PN verbetert in de tijd, zo laten de resultaten zien: in deze update hadden 18 patiënten nog graag 1-2 PN vergeleken met 22 patiënten in de eerste analyse van deze studie (geen graad 3-4 gerapporteerd).

Concluderend kan gesteld worden dat de gepresenteerde langere termijn gegevens van de ALCANZA studie bij CD30+ CTCL-patiënten een significante verbetering laten zien van de responspercentages, PFS en kwaliteit van leven met brentuximab vedotin in vergelijking `met PC. Bovendien was de TTNT significant langer met brentuximab vedotin vergeleken met PC.

Referenties

1. Prince H, Kim Y, Horwitz S, et al. Brentuximab vedotin or physician's choice in CD30-positive cutaneous T-cell lymphoma (ALCANZA): an international, open-label, randomised, phase 3, multicentre trial. Lancet 2017 Aug 5;390(10094):555-66.
2. Horwitz S, ScarisbrickJ, Dummer R, et al. Updated Analyses of the International, Open-Label, Randomized, Phase 3 Alcanza Study: Longer-Term Evidence for Superiority of Brentuximab Vedotin Versus Methotrexate or Bexarotene for CD30-Positive Cutaneous T-Cell Lymphoma (CTCL). Presented at ASH Abstract 1509.

Spreker Steven Horwitz

 Horwitz1

Steven M. Horwitz, MD, PhD, medisch oncoloog, Memorial Sloan-Kettering Cancer Center, New York, NY, USA


Zie: Keyslides

Naar boven