preheader NTVH

Banner-website

Obinutuzumab plus chlorambucil is superieur aan rituximab plus chlorambucil in de behandeling van CLL patiënten met co-morbiditeiten

Uit een rechtstreekse vergelijking van obinutuzumab (GA101), een nieuw monoklonaal antilichaam gericht tegen CD20, met rituximab blijkt dat obinutuzumab een sterkere antileukemische activiteit heeft dan rituximab. Zo toonde de CLL11 Fase 3 studie aan dat behandeling met obinutuzumab + chlorambucil (G-Clb) leidde tot een significant langere progressievrije overleving (PFS), alsmede tot een significant hoger percentage patiënten met een complete respons (CR) en met minimale residuale ziekte (MRD). Uit deze data kan geconcludeerd worden dat obinutuzumab mogelijk op termijn de plaats van rituximab kan gaan innemen in de behandeling van CLL patiënten.

CLL11 is een grote gerandomiseerde fase III studie waarin verschillende eerstelijns chemo-immunotherapeutische regimes werden vergeleken in de behandeling van CLL patiënten met co-morbiditeiten. In de studie werden 781 patiënten met een mediane leeftijd van 73 jaar gerandomiseerd tussen een behandeling met G-Clb, (N=333), R-Clb (N=330) of chlorambucil monotherapie (Clb, N=118).

Uit deze studie bleek dat G-Clb geassocieerd is met een significant langere PFS dan R-Clb (26,7 versus 15,2 maanden, HR[95%BI]: 0,39[0,31-0,49], p<0,0001) en een significant hoger gehalte totale respons (ORR: 78% versus 65%, p<0,0001))[zie ook Tabel]. In beide armen stelde men bij 58% een partiële respons vast terwijl het G-Clb regime geassocieerd was met significant meer complete respons (21% versus 7%). Ook wat het gehalte minimale residuale ziekte betreft presteerde G-Clb significant beter dan R-Clb. Zo was G-Clb geassocieerd met 37,7% MRD negatieve patiënten (MRD in bloed) tegenover 3,3% MRD negatieve patiënten in de R-Clb arm. Wat totale overleving (OS) betreft, stelde men een trend vast in het voordeel van G-Clb, maar dit verschil was niet significant (HR[95%BI]: 0,66[0,41-1,06], p=0,0849). Wanneer men het G-Clb regime vergeleek met de arm waar men enkel chlorambucil gaf stelde men vast dat het toevoegen van obinutuzumab resulteerde in een verlenging van de PFS met 15 maanden vergeleken met de monotherapie (26,7 versus 11,1 maanden, p<0,001). Ook de OS was significant beter bij patiënten die naast chlorambucil ook obinutuzumab kregen (HR [95% BI]: 0,41 [0,23-0,74], p = 0,0022).

Wat toxiciteit betreft, zag men tijdens de eerste behandelingscyclus meer infusiegerelateerde reacties bij G-Clb dan bij R-Clb (20% versus 4%). Wat betreft neutropenie, anemie en infecties zag men geen verschil tussen beide regimes (zie ook Tabel).

Tabel. Resultaten voor effectiviteit en bijwerkingen van beide behandelingen in de CLL11-studie.

 tabel

Samengevat tonen deze resultaten aan dat obinutuzumab, een type II CD20 antilichaam, een sterkere antileukemische activiteit heeft dan rituximab. Een combinatiebehandeling van obinutuzumab met chloorambucil verlengt statistisch significant de PFS en geeft een hogere complete respons en hogere MRD vergeleken met de combinatie van rituximab en chlorambucil bij eerder niet behandelde CLL patiënten met co-morbiditeiten. Infusie-gerelateerde reacties en neutropenie kwamen vaker voor met de combinatie obinutuzumab-chlorambucil zonder een toename van infecties. Deze combinatie leidt vergeleken met monotherapie chlorambucil eveneens tot een significant langere OS. Deze gegevens staan artsen mogelijk toe om de hoeveelheid chemotherapie te verminderen bij kwetsbare patiënten wat zou resulteren in minder toxiciteit voor de patiënt. Gezien de betere effectiviteitsresultaten met obinutuzumab heeft obinutuzumab het potentieel om op termijn rituximab te gaan vervangen in de behandeling van CLL patiënten.

Referentie

Goede V, Fischer K, Busch R, et al. Head-To-Head Comparison Of Obinutuzumab (GA101) Plus Chlorambucil (Clb) Versus Rituximab Plus Clb In Patients With Chronic Lymphocytic Leukemia (CLL) and Co-Existing Medical Conditions (Co-morbidities): Final Stage 2 Results Of The CLL11 Trial. Presented at ASH 2013, Abstract 6.

Spreker Valentin Goede

 Goede

Valentin Goede, MD, PhD, hematologist/oncologist
German CLL Study Group, Department of Internal Medicine, University Hospital Cologne, Cologne, Germany


Zie: Keyslides

Naar boven