preheader NTVH

Tijd tot volgende behandeling voor CLL-patiënten na eerstelijnsbehandeling met ibrutinib versus acalabrutinib

Verschillende Bruton’s tyrosinekinase (BTK)-remmers kunnen ingezet worden voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie (CLL). De werkzaamheid van de BTK-remmers ibrutinib en acalabrutinib als eerstelijnsbehandeling van CLL was niet eerder vergeleken in de praktijk. Nu blijkt dat bij behandeling met acalabrutinib relatief vaker gestart moet worden met een volgende of een aanvullende behandeling in vergelijking tot ibrutinib.  

De BTK-remmers ibrutinib en acalabrutinib worden in Nederland vergoed voor de behandeling van CLL, maar tot dusver is de werkzaamheid van beide middelen als eerstelijnsbehandeling bij CLL niet vergeleken. Tijdens ASH 2022 werd een onderzoek gepresenteerd waarin de tijd tot de volgende behandeling (‘time to next treatment’, TTNT) vergeleken werd tussen CLL-patiënten, die als eerstelijnsbehandeling ibrutinib of acalabrutinib in de klinische praktijk kregen toegediend.

Studieopzet

Met behulp van elektronische patiëntendossiers werden volwassen CLL-patiënten geïdentificeerd, die in de eerste lijn behandeld waren met ibrutinib of acalabrutinib. De behandelingen werden alleen als eerstelijns beschouwd wanneer de patiënten in de 12 maanden voorafgaand aan de ibrutinib- of acalabrutinib-behandeling niet behandeld waren met een ander anti-neoplastisch middel. Patiënten werden uitgesloten die binnen de eerste 28 dagen van de ibrutinib- of acalabrutinib-behandeling daarnaast ook een ander anti-neoplastisch middel kregen toegediend. De TTNT werd gedefinieerd als de tijd tussen de start van de behandeling en het start van een volgende of aanvullende behandeling.  

Resultaten

Het ibrutinibcohort bestond in deze studie uit 710 patiënten en het acalabrutinibcohort uit 373 patiënten. De mediane leeftijd van de deelnemers was respectievelijk 71,5 en 72,4 jaar (p=0,159) en 38,5% van de deelnemers behandeld met ibrutinib en 38,3% behandeld met acalabrutinib was vrouw (p=0,971). De mediane follow-upduur was 18,1 (bereik: 1,0-29,3) maanden voor het ibrutinibcohort en  11,9 (bereik: 1,0-29,1) maanden voor het acalabrutinibcohort. Van de patiënten die behandeld werden met ibrutinib, startte 5,9% tijdens de studie met een volgende of aanvullende behandeling, vergeleken met 7,5% bij acalabrutinib. Na correctie voor de baseline-kenmerken van de cohorten bleek dat de patiënten die behandeld werden met acalabrutinib een 89% hogere kans hadden om met een volgende of aanvullende behandeling te starten vergeleken met ibrutinib (HR [95%-BI]: 1,89 [1,12-3,13]; p=0,016).

Conclusie

De onderzoekers concludeerden dat CLL-patiënten die in de eerste lijn behandeld werden met acalabrutinib een significant hogere kans lopen op het starten van een volgende of aanvullende behandeling in vergelijking met ibrutinib.

Referentie

Jacobs R, et al. Real-world comparison of time to next treatment for patients with CLL initiated on first-line treatment with ibrutinib versus acalabrutinib. Gepresenteerd tijdens ASH 2022; abstract 797.

Spreker Ryan Jacobs

Ryan Jacobs

Dr. Ryan Jacobs MD, Atrium Health Levine Cancer Institute, Charlotte, NC, Verenigde Staten

 

Zie: Keyslides

 

Naar boven