Janssen Leaderboard Imbruvica

preheader NTVH

Bispecifiek antilichaam mosunetuzumab vertoont klinische activiteit bij zwaar voorbehandelde patiënten met non-hodgkinlymfoom

Behandeling met het bispecifieke antilichaam mosunetuzumab resulteerde bij patiënten met een indolent recidiverend/refractair non-hodgkinlymfoom in een percentage complete responsen van 43,3%. Zelfs bij 19,4% van de zwaar voorbehandelde patiënten werd er een complete respons waargenomen. Patiënten die eerder werden behandeld met chimere antigeenreceptor (CAR)-T-celtherapie vertoonden in 22,2% van de gevallen een complete respons op behandeling met mosunetuzumab.

Achtergrond

Ondanks een grote vooruitgang in de behandeling van recidiverend/refractair (R/R) non-hodgkinlymfoom (NHL) in de afgelopen jaren, is er nog steeds sprake van een belangrijke onbeantwoorde medische behoefte bij deze patiëntenpopulatie. Met name voor patiënten met B-cel NHL die refractair zijn voor CAR-T-celtherapie of hiervoor niet in aanmerking komen, zijn nog maar zeer beperkt opties beschikbaar. Nieuwe data, gepresenteerd tijdens de Plenary Session van het ASH 2019 congres, laten zien dat het bispecifieke antilichaam mosunetuzumab klinische activiteit vertoont in deze setting.

Mosunetuzumab is een ‘full-length’, volledig gehumaniseerd IgG1 bispecifiek antilichaam gericht tegen zowel CD3 als CD20. Binding aan beide epitopen resulteert in het ombuigen van de cytotoxische activiteit van de T-cel tegen de maligne B-cel en de inductie van downstream signalering die leidt tot eliminatie van de B-cel. Een belangrijk voordeel dat bispecifieke antigenen hebben boven CAR-T-celtherapie is dat er geen ex-vivo T-celmanipulatie nodig is. Mosunetuzumab kan direct worden ingezet zonder vertraging.

Studieopzet

In de fase I/Ib dosisescalatie/dosisexpansie GO29781-studie wordt mosunetuzumab momenteel onderzocht als behandeloptie voor zwaar voorbehandelde R/R NHL-patiënten. Tijdens ASH 2019 werden de resultaten van groep B van deze studie, waarin mosunetuzumab werd toegediend in een ‘step-up’-benadering van de dosering op dag 1, 8 en 15 van cyclus 1, gevolgd door een vaste dosis op dag 1 van elke volgende 21-daagse cyclus. Wanneer na 8 cycli een complete respons (CR) was bereikt, werd de therapie gediscontinueerd. Bij patiënten met een partiële respons of stabiele ziekte na cyclus 8 werd de behandeling voortgezet voor maximaal 17 cycli. Herbehandeling met mosunetuzumab na relaps was toegestaan.

Resultaten

De gepresenteerde analyse omvatte data van 270 R/R NHL-patiënten van wie er 30 (11,1%) eerder CAR-T-celtherapie hadden ondergaan. Twee derde van de patiënten (66,7%) had een agressief NHL (43,4% diffuus grootcellig B-cellymfoom, 11,9% folliculair lymfoom [FL], 8,5% mantelcellymfoom, 3,0% anders); de rest had een indolent NHL, voornamelijk FL). Het mediane aantal eerdere behandellijnen bedroeg 3 (spreiding 1-14). Ruim 70% was refractair voor de laatst ontvangen behandeling en 86,3% was refractair voor eerder anti-CD20-therapie.

Tijdens behandeling met mosunetuzumab werd het cytokineafgiftesyndroom (‘cytokine release syndrome’, CRS) gerapporteerd bij 28,9% van de patiënten, waarvan graad 3 bij 1%. CRS kwam het meest voor in cyclus 1 en had een mediane duur van 2 dagen. Acht van de 270 patiënten werden behandeld met tocilizumab. Neurologische toxiciteit, met name laaggradige, kwam voor bij 43,7% van de patiënten; graad 3 bij 3,7%. De meest voorkomende neurologische bijwerkingen waren hoofdpijn (15,6%), slapeloosheid (9,3%) en duizeligheid (9,3%). Bij de patiënten die CAR-T-celtherapie hadden gehad was de CRS-incidentie 43,3% (10% graad 3).

In de populatie met een agressief NHL (n=124) bedroeg het objectief responspercentage (ORR) 37,1% met een CR bij 24 patiënten (19,4%). Deze responspercentages waren gelijk in de subgroep van patiënten met 3 of meer eerdere therapielijnen (ORR 37,8%; CR 20,4%). Zeventien van de 24 CR-patiënten waren ten tijde van de analyse (tot 16 maanden van follow-up) nog steeds in remissie. In de subgroep van patiënten met een indolent NHL (n=67) was de ORR 62,7%, met een CR bij 43,3%. In de subgroep van indolent NHL-patiënten met ≥3 eerdere lijnen was de ORR 63,9% (CR 44,3%). Bij patiënten die CAR-T-celtherapie hadden ondergaan was de ORR 38,9% en de CR 22,2%. Alle 4 FL-patiënten die CAR-T-cellen hadden gehad, vertoonden een respons op mosunetuzumab, waarbij 2 van hen een CR behaalden.

Tot slot lieten preliminaire data zien dat het mogelijk is behandelde patiënten na een relaps opnieuw te behandelen met mosunetuzumab. Drie van de 4 herbehandelde patiënten behaalden een respons, van wie 1 een CR.

Conclusie

De resultaten van de grote fase I/Ib-studie laten zien dat mosunetuzumab goed wordt verdragen met een acceptabel toxiciteitsprofiel en een langdurige effectiviteit bij zwaar voorbehandelde R/R NHL-patiënten.

Referentie

Schuster S, Bartlett NL, Assouline S, et al. mosunetuzumab induces complete remissions in poor prognosis non-hodgkin lymphoma patients, including those who are resistant to or relapsing after chimeric antigen receptor t-cell (CAR-T) therapies, and is active in treatment through multiple lines. Gepresenteerd tijdens ASH 2019; Abstract 6.

Spreker Bastian von Tresckow

Bastian von Tresckow

Bastian von Tresckow, MD, German Hodgkin Study Group (GHSG) and University of Cologne, Duitsland

 

Zie: Keyslides

 

Naar boven