preheader NTVH

header

Nilotinib is superieur aan imatinib bij patiënten met CML in de chronische fase: 3-jaarsdata van de ENESTnd-studie

Tijdens de EHA 2012 presenteerde Professor Richard E. Clark, Liverpool, nieuwe data na 3 jaar follow-up. Andreas Hochhaus ging vervolgens in de op voorspellende waarde van BCR-ABL transcriptieniveaus. Na drie jaar follow-up blijft nilotinib superieur ten opzichte van imatinib voor de behandeling van nieuw gediagnosticeerde CML-CP: MMR, MR4 en MR4.5 worden bij meer patiënten bereikt, progressie naar AP/BC treedt minder vaak op, en er zijn minder CML-gerelateerde sterfgevallen. Een vroege moleculaire respons na 3 maanden correleerde in beide studie-armen met een hogere kans op progressievrije overleving (PFS) als totale overleving (OS).

In de Evaluating Nilotinib Efficacy and Safety in clinical trials-Newly diagnosed patients (ENESTnd)-studie worden patiënten met chronische myeloïde leukemie in de chronische fase (CML-CP) gerandomiseerd over nilotinib 300 mg tweemaal daags (BID), nilotinib 400 mg (BID) en een eenmaal daagse dosering van imatinib 400 mg. In totaal zijn 846 patiënten met nieuw gediagnosticeerde CML-CP geïncludeerd. Zij worden gedurende 10 jaar gevolgd. Het primaire eindpunt was de ‘major molecular response’ (MMR) na 1 jaar. Onlangs zijn de resultaten na 3 jaar follow-up gepubliceerd.

In de studie worden de volgende uitkomstmaten bekeken: MMR, MR4, MR4.5, tijd tot progressie naar accelerated phase/blastencrisis (AP/BC) tijdens behandeling of na staken van de behandeling, totale overleving (OS), en mutaties die ten gevolge van de behandeling optreden.

Na 3 jaar had 73% in de nilotinib 300 mg BID-groep een MMR, 70% in de nilotinib 400 mg BID-groep, en 53% in de imatinibgroep. Zie de tabel.

tabel-clark
(Klik op tabel voor een vergroting)

Van de patiënten die na 3 jaar in de nilotinib 300 mg BID-groep een MMR had bereikt, had 68% minstens een MR4, tegenover 49% in de imatinib-groep. Sinds de analyse van de data na 2 jaar follow-up zijn geen nieuwe gevallen van progressie naar AP/BC opgetreden onder de patiënten die behandeld worden. Nilotinib geeft significant minder risico op progressie dan imatinib. Dit geldt ook voor patiënten die behandeling staakten. Na progressie naar AP/BC is de mediane overleving 10,5 maand.
OS was respectievelijk 95,1%, 97% en 94% voor nilotinib 300 mg BID, nilotinib 400 mg BID, en imatinib. CML-gerelateerde doden kwamen significant minder voor in beide nilotinib-groepen versus de imatinib-groep. Sinds de analyse van de 2-jaars follow-updata zijn bij 5 nieuwe patiënten mutaties van BCR-ABL opgetreden. Bijwerkingen van de medicatie namen het laatste jaar amper toe. Bijwerkingen op het gebied van hart- en bloedvaten verdienen wel aandacht; in de nilotinib-groepen lijkt vaker ischemische hartziekte op te treden.

Ook na drie jaar follow-up blijft nilotinib superieur ten opzichte van imatinib voor de behandeling van nieuw gediagnosticeerde CML-CP: MMR, MR4 en MR4.5 worden bij meer patiënten bereikt, progressie naar AP/BC treedt minder vaak op, en er zijn minder CML-gerelateerde sterfgevallen.

Prof. dr. Andreas Hochhaus, Department Oncology/Hematology, Universitätskliniek Jena, Duitsland ging vervolgens verder in op de voorspellende waarde van BCR-ABL transcriptieniveaus op de toekomstige moleculaire respons en de uitkomsten op langere termijn. Verschillende onderzoeksgroepen hebben na analyse gesuggereerd dat het bereiken van BCR-ABL transcriptieniveaus na 3 maanden van <10% en < 1% volgens de internationale schaal is - wat beschouwd kan worden als equivalent voor een complete cytogenetische respons geassocieerd met betere uitkomsten.

Bij de patiënten in de nilotinib 300 mg (BID) en de imatinib-groep uit de ENESTnd-studie werden na 3 en 6 maanden de BCR-ABL transcriptieniveaus bepaald. De patiënten werden op basis hiervan ingedeeld in groepen met BCR-ABL-niveaus van ≤1%, >1% tot 10%, of >10%. In deze groepen werden vervolgens de MMR en MR4,5, de progressie naar AP/BC en de OS bepaald.
Na 3 maanden bereikten in de nilotinib-groep meer patiënten een BCR-ABL transcriptieniveau van ≤1% (56 vs 16%) of van ≤10% (91 vs 67%) na 3 maanden dan in de imatinib-groep.

Een vroege moleculaire respons na 3 maanden correleerde in beide studie-armen met de MMR en MR4,5 op de langere termijn, alsmede met zowel een hogere kans op progressievrije overleving (PFS) als totale overleving (OS).

Conclusie

Na een follow-up van 3 jaar blijkt nilotinib nog immer superieur aan imatinib: met nilotinib vertonen significant minder patiënten progressie naar de AP/BC fase (zowel tijdens behandeling als daarna), minder mutaties en een betere moleculaire respons vergeleken met imatinib. Bovendien correleerde een vroege moleculaire respons na 3 maanden in beide studie-armen met de MMR en MR4,5 op de langeretermijn, alsmede met zowel een hogere kans op progressievrije overleving (PFS) als totale overleving (OS). Deze data suggereren een plaats voor nilotinib als een nieuwe standaard bij de eerstelijnsbehandeling van nieuw gediagnosticeerde patiënten met Ph+ CML-CP.

Referenties

Clark RE, et al. Superior efficacy of nilotinib compared with imatinib in newly diagnosed patients with Ph+ chronic myeloid leukemia in chronic phase (CML-CP): ENESTnd 3-follow up. Presented at EHA 2012. Abstract # 583.

Hochhaus A, et al. Early BCR-ABL transcriptielevels predict future molecular response and long-term outcomes in newly-diagnosed patients with chronic myeloid leukemia in chronic phase: analysis of ENESTnd 3-year data. Presented at EHA 2012. Abstract # 584.

 

Spreker Richard Clark

 clark

Richard E. Clark, MD, PhD,
Department of Haematology, Liverpool University Hospital, Liverpool, Verenigd Koninkrijk


Zie: Keyslides

Naar boven