preheader NTVH

ash2015

Toevoeging van carfilzomib aan lenalidomide en dexamethason verlengt de progressievrije overleving met 9 maanden bij recidiverend multipel myeloom met hoogrisico cytogenetische afwijkingen

Een subgroepanalyse van de fase III ASPIRE-studie naar de toevoeging van carfilzomib aan lenalidomide en dexamethason (Rd) bij patiënten met recidiverend multipel myeloom (MM), toont aan dat patiënten met hoogrisico cytogenetische afwijkingen 9 maanden langer progressievrij blijven na toevoeging van carfilzomib aan Rd in vergelijking met alleen Rd. Bij patiënten met een standaard risicoprofiel wat betreft cytogenetica was het voordeel in progressievrije overleving (PFS) 10 maanden. Bovendien toonde de gepresenteerde subgroepanalyse aan dat het toevoegen van carfilzomib aan Rd ook tot hogere responspercentages, grotere responsdiepte en een langere responsduur leidde bij zowel patiënten met een hoog- als met een standaardrisico cytogenetisch profiel. Dientengevolge heeft carfilzomib-Rd een gunstig voordeel/risico-profiel bij patiënten met recidiverend MM, ongeacht hun cytogenetische risicostatus op uitgangsniveau.

De fase III ASPIRE-studie toonde eerder al aan dat toevoeging van carfilzomib aan Rd resulteert in een significant langere PFS vergeleken met alleen Rd bij 792 patiënten met recidiverend MM. Voor een gedetailleerd schema van de ASPIRE-studie, zie keyslide 1 onder ‘Keyslides’. Tijdens ASH 2015 werd een geplande subgroepanalyse gepresenteerd naar de effectiviteit en verdraagbaarheid van carfilzomib-Rd in vergelijking met Rd gestratificeerd naar het cytogenetische risicoprofiel op uitgangsniveau.

De cytogenetische risicostatus van de patiënten in de ASPIRE-studie werd bepaald met behulp van fluorescentie-in-situ-hybridisatie (FISH). De hoogrisicogroep bestond uit patiënten met een t(4;14) of t(14;16), of een deletie in 17p in tenminste 60% van de plasmacellen. De standaardrisicogroep bestond uit alle andere patiënten met een bekend cytogenetisch profiel op uitgangsniveau. Onder de patiënten van wie een cytogenetisch risicoprofiel beschikbaar was, was de cytogenetische risicostatus gelijk verdeeld over beide behandelarmen met 24,6% hoogrisicopatiënten in de carfilzomib-Rd-arm en ook 24,6% hoogrisicopatiënten in de arm met alleen Rd. De patiënt- en demografische karakteristieken waren goed gebalanceerd tussen beide armen, met uitzondering van de leeftijd. Het is echter niet verwonderlijk dat de patiënten met een standaard risico een hogere mediane leeftijd hadden (66 jaar) dan de patiënten met een hoog risico (60,5 jaar).

In de totale studiepopulatie was carfilzomib-Rd geassocieerd met een mediane PFS van 26,3 maanden ten opzichte van 17,6 maanden met alleen Rd (HR [95%-BI]: 0,69 [0,57-0,83]; p<0,001). Ook de subgroepen van patiënten met een hoog- en standaardrisico cytogenetica hadden een dergelijk PFS-voordeel van de combinatiebehandeling (hoog risico: mediane PFS 23,1 versus 13,9 maanden, HR [95%-BI]: 0,639 [0,369–1,106]; standaard risico: mediane PFS 29,6 versus 19,5 maand, HR [95%-BI]: 0,657 [0,480–0,901]). Het totale responspercentage (‘overall response rate’, ORR) met carfilzomib-Rd en alleen Rd bedroeg respectievelijk 79,2% en 59,6% in de hoogrisicogroep, en 91,2% en 73,5% in de standaardrisicogroep. In de hoogrisicogroep bereikte 29,2% van de met carfilzomib-Rd behandelde patiënten een complete respons (CR) vergeleken met 5,8% in de Rd-arm. Het percentage stringente CR was in deze subgroep 16,7% met carfilzomib-Rd versus 3,8% met Rd. In de standaardrisicogroep bereikten respectievelijk 38,1% en 6,5% van de patiënten op carfilzomib-Rd en Rd tenminste een CR. De mediane responsduur in de hoogrisicogroep was 22,2 maanden voor carfilzomib-Rd en 14,9 maanden voor alleen Rd. In de standaardrisicogroep was dit 30,4 maanden met carfilzomib-Rd versus 20,4 maanden met alleen Rd. Er werden geen nieuwe, niet eerder waargenomen, bijwerkingen gerapporteerd. Het cytogenetische profiel had verder geen invloed op de incidentie van bepaalde bijwerkingen.

Concluderend hadden de patiënten met een hoogrisicoprofiel een mediane PFS van bijna 2 jaar indien zij waren behandeld met carfilzomib-Rd. Dit betekent een toename van de PFS met 9 maanden ten opzichte van de PFS die wordt waargenomen bij hoogrisicopatiënten die behandeld waren met alleen Rd.

De toevoeging van carfilzomib aan Rd leidde eveneens tot een verbetering van de mediane PFS met 10 maanden bij patiënten met een standaardrisico cytogenetisch profiel. Daarnaast werden er met de combinatie hogere responspercentages, een diepere respons en een langere responsduur behaald vergeleken met Rd, ongeacht het cytogenetische risicoprofiel op uitgangsniveau.

Referentie

Avet-Loiseau H, Fonseca R, Siegel D, et al. Efficacy and Safety of Carfilzomib, Lenalidomide, and Dexamethasone Vs Lenalidomide and Dexamethasone in Patients with Relapsed Multiple Myeloma Based on Cytogenetic Risk Status: Subgroup Analysis from the Phase 3 Study Aspire (NCT01080391). Gepresenteerd op ASH 2015; Abstract #731.

Spreker Hervé Avet-Loiseau

 Avet Loiseau

Prof. dr. Hervé Avet-Loiseau,
Hoofd van het laboratorium voor Genomics in Myeloom, Centre de Recherche et Cancérologie de Toulouse, Institut National de la Santé, Toulouse, Frankrijk


Zie: Keyslides

Naar boven