Novartis leaderboard

preheader NTVH

Geen voordeel van onderhoudsbehandeling met rituximab langer dan twee jaar bij patiënten met recidief/refractair indolent non-hodgkinlymfoom

Er zijn geen aanwijzingen dat onderhoudsbehandeling met subcutaan rituximab langer dan 2 jaar bij patiënten met recidief/refractair indolent non-hodgkinlymfoom, behandeld met een op rituximab gebaseerde inductietherapie, de progressievrije overleving verlengt. Dit was de conclusie die volgde uit de resultaten van de gerandomiseerde fase III MabCute-studie, die werden gepresenteerd tijdens EHA 2019. Het bijwerkingenprofiel van de subcutane rituximab-formulering kwam overeen met wat bekend is van rituximab.

Achtergrond

De huidige standaardbehandeling voor patiënten met een indolent non-hodgkinlymfoom (iNHL) bestaat uit inductie met een combinatie van chemotherapie en rituximab, gevolgd door rituximab-onderhoudsbehandeling. De optimale duur van deze onderhoudsfase is echter onbekend. MabCute is een internationale gerandomiseerde, open-label fase III-studie die als doel had om de effectiviteit en veiligheid te testen van het verlengen van subcutaan rituximab (R-SC) na de standaardduur van 2 jaar bij refractaire/recidiverende (R/R) iHNL-patiënten.

Studie-opzet

Om in aanmerking te komen voor studiedeelname moesten patiënten 18 jaar of ouder zijn en een R/R CD20+ folliculair lymfoom (graad 1, 2 of 3a) of een andere vorm van iNHL hebben (ziekte van Waldenström, lymfoplasmacytair lymfoom, marginalezonelymfoom). Tijdens de inductiefase van de studie kregen alle patiënten 8 cycli R-SC (375 mg/m2 IV in cyclus 1 en 1.400 mg SC in cycli 2 tot en met 8) in combinatie met 6 tot 8 cycli chemotherapie. Patiënten die een complete of partiële respons (CR/PR) vertoonden, kregen vervolgens 2 jaar onderhoudsbehandeling met R-SC (12 cycli 1.400 mg R-SC elke 8 weken). Na 2 jaar werden patiënten met CR/PR gerandomiseerd toegewezen aan een verlengde onderhoudsbehandeling met R-SC dan wel observatie. Primair eindpunt van de studie was de progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS) vanaf het moment van randomisatie (PFSrand).

Resultaten

Van de 692 patiënten bij aanvang van de inductietherapie gingen 505 patiënten door naar de eerste onderhoudsfase. Daarvan werden 276 patiënten gerandomiseerd toegewezen aan verlengde onderhoudsbehandeling of observatie (beide groepen n=138). De patiëntkarakteristieken waren vergelijkbaar in beide onderzoeksarmen. De mediane leeftijd in de studie was 64 jaar en ten tijde van diagnose had 60% Ann Arbor stadium IV-ziekte. Een derde van de patiënten had een hoge FLIPI-score en bij 43% was het beenmerg geïnfiltreerd.
Ten tijde van analyse hadden slechts 46 PFSrand events plaatsgevonden, 19 in de verlengde onderhoudsarm en 27 in de observatiearm (p=0,410, ‘stratified log rank test’). Voor een statistische power van 80% zijn 129 events nodig. De mediane PFSrand was in beide armen nog niet bereikt. Aan het eind van de studie waren 10 patiënten overleden in de onderhoudsarm en 8 in de observatiearm, waardoor ook geen conclusies konden worden getrokken betreffende totale overleving. De ‘objective response rate’ (ORR) (CR/PR) aan het einde van de inductietherapie was 84,7% en 77 van de 357 patiënten met een PR aan het einde van de inductiefase bereikten een CR voor het einde van de eerste onderhoudsfase. Dit komt overeen met een conversiepercentage van 21,6%.
De incidentie van graad ≥3-bijwerkingen (34,8% versus 29,0%) was vergelijkbaar in de 2 onderzoeksarmen, evenals het percentage ernstige bijwerkingen (22,5% versus 23,2%). De meest gerapporteerde graad ≥3-bijwerkingen bij verlengde onderhoudsbehandeling en observatie waren neutropenie (8,7% versus 5,8%), pneumonie (5,1% versus 2,9%) en hypertensie (2,2% versus 0%). De meest voorkomende ernstige bijwerking met verlengde onderhoudsbehandeling was pneumonie, dat voorkwam bij 5,8% vergeleken met 2,9% bij observatie.

Conclusie

De resultaten van de MabCute-studie laten geen voordeel zien van het verlengen van de onderhoudsbehandeling met R-SC na 2 jaar bij patiënten met R/R iNHL. Daarbij dient opgemerkt te worden dat door het lage aantal events het moeilijk is om solide conclusies te trekken. In deze studie werd een subcutane rituximab-formulering gebruikt. De gerapporteerde bijwerkingen kwamen overeen met het bekende bijwerkingenprofiel van rituximab. Bovendien resulteerde een verlengde onderhoudsbehandeling niet in additionele toxiciteit.

Referentie

Rule S, Gois W, Briones J, et al. Efficacy and safety of prolonged maintenance with subcutaneous rituximab in patients with relapsed or refractory indolent non-hodgkin lymphoma: results of the phase III MabCute trial. Gepresenteerd tijdens EHA 2019; abstract S101.

Spreker Simon Rule

Rule

Simon Rule, MD, PhD, Derriford Hospital Plymouth Hospitals NHS Trust, Plymouth, Verenigd Koninkrijk

 

Zie: Keyslides

 

Naar boven