preheader NTVH

Efgartigimod is werkzaam en verdraagbaar bij primaire immuun trombocytopenie

Immuun trombocytopenie (ITP) wordt gekenmerkt door lage hoeveelheden bloedplaatjes. De symptomen kunnen met de huidige behandelingen slechts in beperkte mate gematigd worden. Uit de fase III-studie ADVANCE is gebleken dat het humane immunoglobuline G1 Fc-fragment efgartigimod (EFG) snel en robuust tot een toename van bloedplaatjes leidt ten opzichte van placebo bij patiënten met ITP.

Primaire ITP is een auto-immuunziekte waarbij immunoglobuline G (IgG) auto-antilichamen tegen bloedplaatjes de afbraak van deze cellen versnellen en de productie van nieuwe bloedplaatjes beperken. ITP wordt daarmee gekenmerkt door een reductie in bloedplaatjes, wat kan leiden tot een verhoogd risico op bloedingen, vermoeidheid en een mindere kwaliteit van leven (QoL). De huidige behandelingen gaan gepaard met comorbiditeiten, ontoereikende werkzaamheid en werkzaamheidsduur en verbeteren de QoL slechts in beperkte mate. Om die reden is er behoefte aan een betere behandeling voor ITP. Het humane IgG1 Fc-fragment EFG remt de neonatale Fc-receptor volledig, waardoor IgG zich niet meer kan binden. Daarmee voorkomt het de recycling van endogeen IgG en gaan de IgG-niveaus, waaronder IgG-auto-antilichamen, omlaag. De werkzaamheid en verdraagbaarheid van intraveneuze toediening van EFG is beoordeeld in de gerandomiseerde, multicenter, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studie ADVANCE, waarbij volwassen patiënten met persistente of chronische ITP behandeld werden met EFG.

Studieopzet

Deelnemers met een over twee metingen genomen gemiddeld aantal bloedplaatjes (PLT) <30 x 109/l werden 2:1 gerandomiseerd naar 10 mg/kg EFG of placebo gedurende 24 weken. De patiënten werden in week 1-4 wekelijks gedoseerd, waarna op basis van de respons verder gegaan werd met een wekelijks of tweewekelijks doseringsschema tijdens week 5-17. Daarna werd dit doseringsschema aangehouden van week 17-24. Het primaire eindpunt was het percentage patiënten met chronische ITP, waarbij een aanhoudende PLT-respons (PLT ≥50 x 109/l plaatsvond zonder tussentijdse voorvallen tijdens ten minste 4 van de 6 bezoeken in week 19-24. Belangrijke secundaire eindpunten waren de mate van ziektecontrole (cumulatief aantal weken met PLT ≥50 x 109/l) bij de chronische ITP-patiënten, het percentage patiënten met een aanhoudende PLT-respons in de volledige studiepopulatie, de incidentie van bloedingen en het voorkomen van duurzame PLT-responsen (PLT ≥50 x 109/l tijdens ≥6 van 8 bezoeken tussen week 17-24 in de totale populatie. Daarnaast werden ook farmacodynamische en verdraagbaarheidsparameters beoordeeld.

Resultaten

In totaal werden 131 patiënten gerandomiseerd naar EFG (n=86) of placebo (n=45). De meeste patiënten hadden chronische ITP (n=118) en een minderheid had persisterende ITP (n=13). De patiënten in de EFG-arm hadden langdurige, ernstige ITP (mediane tijd tot diagnose: 10,3 jaar; mediane PLT op baseline: 17,3 x 109/l) en waren zwaar voorbehandeld (68,6% had ≥3 eerdere ITP-behandelingen). Behandeling met EFG leidde snel tot een aanhoudende PLT-respons. In totaal bereikten 33 (38,4%) patiënten in de EFG-groep vergeleken met 5 (11,1%) in de placebogroep een PLT van 30 x 109/l in week 1. Daarnaast werd een aanhoudende PLT-respons waargenomen bij 90% (9/10) van de patiënten die wisselden van wekelijkse naar tweewekelijkse dosering. Dit duidt erop dat enige flexibiliteit in het doseringsschema mogelijk is. Het voordeel van EFG was consistent onder alle subgroepen, onafhankelijk van leeftijd, geslacht, ernst van de ziekte, tijd sinds diagnose, eerdere ITP-behandeling of gelijktijdige medicatie. EFG werd goed verdragen en het veiligheidsprofiel was consistent met eerdere EFG-studies. Bijwerkingen werden gerapporteerd bij 93,0% van de deelnemers in de EFG-groep en bij 95,6% in placebogroep. Ernstige bijwerkingen kwamen voor bij respectievelijk 8,1% en 15,6% van de deelnemers in de EFG- en placebogroep, maar geen van deze bijwerkingen was behandelingsgerelateerd. Er werden geen sterfgevallen of een toegenomen risico op infectie waargenomen.

Conclusie

Behandeling van immuun trombocytopenie met efgartigimod bleek in deze studie werkzaam en verdraagbaar. De resultaten uit deze studie ondersteunen zowel wekelijkse als tweewekelijkse toediening van efgartigimod, waarbij het doseringsschema aangepast kan worden op basis van het aantal bloedplaatjes.

Referentie

Broome C, et al. Efficacy and Safety of Intravenous Efgartigimod in Adults with Primary Immune Thrombocytopenia: Results of a Phase 3, Multicenter, Double-Blinded, Placebo-Controlled, Randomized Clinical Trial (ADVANCE IV). Gepresenteerd tijdens ASH 2022; abstract 3.

Spreker Catherine Broome

Catherine Broome

Dr. Catherine Broome, Georgetown University, Washington DC, Verenigde Staten

 

Zie: Keyslides

 

Naar boven