preheader NTVH

Celgene Reblozyl Banner

Daratumumab induceert diepere en langere responsen bij nieuw gediagnosticeerde patiënten met multipel myeloom

Bij nieuw gediagnosticeerde patiënten met multipel myeloom die in aanmerking komen voor een transplantatie resulteert de toevoeging van daratumumab aan lenalidomide, bortezomib en dexamethason (D-RVd), gevolgd door een onderhoudsbehandeling met daratumumab plus lenalidomide in diepere en verbeterde responsen in vergelijking met RVd gevolgd door alleen lenalidomide. Onderhoudsbehandeling met daratumumab-lenalidomide verbeterde het percentage stringente complete responsen en minimale restziekte (‘minimal residual disease’, MRD) -negativiteit in vergelijking met de percentages na consolidatie. Er werden geen nieuwe bijwerkingen gerapporteerd na een langere follow-up.

Achtergrond

Daratumumab is een IgG1k monoklonaal antilichaam gericht tegen CD38 en is door de FDA goedgekeurd als monotherapie en in combinatie met de huidige standaardbehandelingen bij zowel patiënten met recidiverend/refractair multipel myeloom en nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom (NDMM). In de fase II GRIFFIN-studie is de effectiviteit van daratumumab in combinatie met lenalidomide, bortezomib en dexamethason (D-RVd) vergeleken met alleen RVd bij patiënten met NDMM, die in aanmerking komen voor een transplantatie. De primaire analyse van deze studie liet al significant verbeterde percentages van stringente complete responsen zien aan het einde van de post-transplantatie consolidatiebehandeling. Na een langere mediane follow-up werd de effectiviteit van D-RVd bevestigd door verbeterde percentages van MRD-negativiteit in vergelijking met RVd (51,0% versus 20,4%) en een geschatte 24-maanden progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS) van respectievelijk 95,8% en 89,9%. Tijdens ASH 2020 werden geüpdatete effectiviteits- en bijwerkingendata van de GRIFFIN-studie gepresenteerd na 12 maanden onderhoudsbehandeling.

In totaal werden 207 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar D-RVd of RVd. Patiënten werden behandeld met vier inductiecycli, gevolgd door autologe stamceltransplantatie, twee consolidatiecycli en onderhoudsbehandeling met lenalidomide (R) met of zonder daratumumab (D) gedurende 24 maanden. Tijdens inductie en consolidatie werden patiënten behandeld met lenalidomide (25 mg oraal op dag 1-14), bortezomib (1.3 mg/m2 via subcutane injectie op dag 1, 4, 8 en 11) en dexamethason (20 mg oraal op dag 1, 2, 8, 9, 15 en 16). Daratumumab werd gegeven in een dosis van 16 mg/kg via een intraveneus infuus op dag 1, 8 en 15 van cycli 1-4 en dag 1 van cycli 5-6. Gedurende de onderhoudsbehandeling (cycli 7-32) werden patiënten behandeld met lenalidomide (10 mg [15 mg in cycli 10+ wanneer dit werd getolereerd] op dag 1‐21 elke 28 dagen) met of zonder daratumumab (16 mg/kg IV Q8W [of Q4W volgens besluit van de patiënt na Amendment 2]). Zowel de demografische als klinische karakteristieken waren goed gebalanceerd tussen beide behandelarmen.

Resultaten

De meeste patiënten geïncludeerd in de studie haalden de onderhoudsfase (D-RVd: 87%, RVd: 68%) waarbij minder behandelingen werden gestaakt tijdens onderhoud in de D-RVd-groep (12%) in vergelijking met de RVd-groep (17%). De meest voorkomende redenen voor het staken van de behandeling tijdens de onderhoudsfase waren bijwerkingen en progressieve ziekte. In beide behandelarmen werden de responsen dieper gedurende de tijd. Aan het einde van de post-transplantatie consolidatiebehandeling (mediane follow-up: 13,5 maanden) was het percentage stringente complete responsen (‘stringent complete response’, sCR) 42,4% en 32,0% met respectievelijk D-RVd en RVd (1-zijdige p-waarde = 0,0680). Met additionele D-R- of R-onderhoudsbehandeling werden de responsen dieper en bleven hoger bij patiënten in de D-RVd-groep in vergelijking met de RVd-groep. Data-cut na 12 maanden onderhoudsbehandeling (mediane follow-up: 26,7 maanden) resulteerde in een percentage sCR van 63,6% in de D-RVd-arm; hetgeen significant hoger was dan de 47,4% bij patiënten gerandomiseerd naar RVd (2-zijdige p-waarde = 0,0253). In de ‘intention-to-treat’ (ITT)-populatie werd MRD-negativiteit (10-5) behaald door 62,5% van de patiënten behandeld met D-RVd in vergelijking met 27,2% van de patiënten in de RVd-arm (p<0,0001). Dezelfde trend werd waargenomen bij patiënten met een complete respons of beter (76,5% versus 42,4%, p<0,0001). Ook de percentages MRD-negativiteit (10‒6) waren in het voordeel van D-RVd versus RVd in de ITT-populatie (26,9% versus 12,6%; p=0,0140); dit gaat ook op voor patiënten die op dat tijdspunt een CR of beter hadden (34,6% versus 18,6%; p=0,0555). Zeker ook belangrijk om te noemen is dat de percentages MRD-negativiteit (10-5) die ≥6 maanden en ≥12 maanden aanhielden 37,5% en 28,8% waren bij patiënten in de D-RVd-arm. Dit is significant hoger dan de 7,8% en 2,9% gezien bij patiënten behandeld met RVd (p<0,0001 in beide gevallen). Deze resultaten onderstrepen de duurzaamheid van de diepe responsen die bereikt worden met de op daratumumab-gebaseerde behandelingen. Tot slot, waren ook de geschatte 24-maanden PFS-percentages (94,5% versus 90,8%) en OS-percentages (94,7% versus 93,3%) in het voordeel van D-RVd, al waren deze verschillen niet significant.

Met betrekking tot de bijwerkingen werden hogere percentages neutropenie (61% versus 39%) en bovenste luchtweginfecties (68% versus 50%) waargenomen met D-RVd in vergelijking met RVd. Dit resulteerde echter niet in een verhoogd percentage patiënten die de behandeling staakte. Tijdens de onderhoudsbehandeling waren de percentages bijwerkingen en graad 3/4-infecties vergelijkbaar tussen patiënten behandeld met D-RVd en RVd.

Conclusies

In de fase II GRIFFIN-studie verbeterde D-RVd gevolgd door een onderhoudsbehandeling met D-R de responspercentages en diepte van de respons significant in vergelijking met RVd gevolgd door onderhoudsbehandeling met R. Daarnaast verbeterde D-R-onderhoudsbehandeling de diepte van de respons en handhaafde de remissies. Het bijwerkingenprofiel van D-RVd was consistent met eerdere studies met daratumumab plus standaardbehandeling. Verder zijn ook de PFS- en OS-percentages na 24 maanden in de D-RVd-groep veelbelovend. De lopende fase III PERSEUS-studie evalueert subcutaan daratumumab plus RVd bij patiënten die in aanmerking komen voor een transplantatie. Over het algemeen kan gesteld worden dat deze data het gebruik van D-RVd als nieuwe standaardbehandeling voor NDMM-patiënten die in aanmerking komen voor een transplantatie ondersteunen.

Referentie

Kaufman JL et al., Daratumumab (DARA) Plus Lenalidomide, Bortezomib, and Dexamethasone (RVd) in Patients with Transplant-Eligible Newly Diagnosed Multiple Myeloma (NDMM): Updated Analysis of Griffin after 12 Months of Maintenance Therapy. Gepresenteerd tijdens ASH 2020; abstract 549.

Spreker Johnathan Kaufman

Johnathan L. Kaufman

Dr. Johnathan L. Kaufman, Winship Cancer Institute, Emory University, Atlanta, Georgia, Verenigde Staten

 

Zie: Keyslides

 

Naar boven