preheader NTVH

header website

Edoxaban is niet inferieur aan de LMWH dalteparine bij de behandeling van patiënten met kankergeassocieerde veneuze trombo-embolie

Patiënten met kanker hebben een verhoogd risico op een veneuze trombo-embolie (VTE). De huidige internationale richtlijnen voor kankergeassocieerde trombose (‘cancer-associated thrombosis’, CAT) raden een behandeling aan met een laagmoleculair heparine (‘low-molecular-weight heparin’, LMWH). In de afgelopen jaren werden verschillende directe orale anticoagulantia (‘direct oral anticoagulants’, DOACs) ontwikkeld. Deze middelen worden nu reeds gebruikt bij een breed spectrum van patiënten, maar hun effectiviteit en bijwerkingenprofiel werd tot op heden niet geëvalueerd bij de behandeling van CAT. Resultaten van de fase III HOKUSAI-studie brengen hier verandering in. Uit deze studie, met meer dan 1.000 patiënten, blijkt namelijk dat de DOAC edoxaban even effectief is als het LMWH dalteparine. Deze middelen worden nu reeds gebruikt bij een breed spectrum van patiënten, maar hun effectiviteit en bijwerkingenprofiel werd tot op heden niet geëvalueerd bij de behandeling van CAT. Resultaten van de fase III HOKUSAI-studie brengen hier verandering in. Uit deze studie, met meer dan 1.000 patiënten, blijkt namelijk dat de DOAC edoxaban even effectief is als het LMWH dalteparine.

In de gepresenteerde, gerandomiseerde, open-label, ‘non-inferiority’ studie werden kankerpatiënten met een acute symptomatische of incidentele VTE behandeld met een LMWH gedurende 5 dagen gevolgd door de orale factor Xa remmer edoxaban in een dosis van 60 mg per dag (of 30 mg per dag bij patiënten met een creatinineklaring van 30 tot 50 ml per minuut en bij patiënten die minder wegen dan 60 kg) of door dalteparine (subcutaan in een dosis van 200 units/kg per dag gedurende 1 maand, daarna door 150 units/kg per dag). Patiënten in de studie werden behandeld gedurende maximaal 12 maanden. Het primaire eindpunt van de studie bestond uit een composiet van een eerste terugkerend VTE en eerste majeure bloeding gedurende de 12 maanden dat patiënten werden opgevolgd. Daarnaast keek de studie ook naar de incidentie van een terugkerend VTE en van een majeure bloeding. Een ander secundair eindpunt was de overleving zonder een terugkerend VTE, of een majeure bloeding.

In totaal namen 1.050 patiënten uit 114 centra in 13 landen deel aan de studie. Patiënten in de studie hadden een breed scala aan tumoren en werden behandeld met verschillende chemotherapieregimes. Tien procent van de patiënten had een hematologische kanker, terwijl de overige patiënten een vast tumor hadden. Bij aanvang van de studie hadden 657 patiënten (63%) een pulmonair embolisme met of zonder een diepe veneuze trombose. De rest van de patiënten had een geïsoleerde diepe veneuze trombose. Van de 1.050 patiënten in de studie hadden er 706 (67%) een symptomatisch VTE. De kanker was actief bij 97% van de patiënten in de studie en 53% had gemetastaseerde ziekte.

De studie toonde aan dat edoxaban niet inferieur was aan dalteparine. Het composiet eindpunt dat rekening hield met de incidentie van een terugkerende trombose en met de incidentie van een majeure bloeding werd gezien bij 12,8% van de patiënten behandeld met edoxaban en bij 13,5% van de patiënten behandeld met dalteparine (HR [95% BI]: 0,97 [0,70-1,36]). Edoxaban was geassocieerd met een hogere incidentie van majeure bloedingen dan dalteparine (6,3% versus 3,2%), maar dit moet worden afgezet tegen een lagere incidentie van terugkerende VTEs  (6,5% versus 10,3). De frequentie van ernstige majeure bloedingen (graad 3 of 4) was vergelijkbaar met beide behandelingen (12 gevallen in beide armen). Ook de eventvrije overleving, gedefinieerd als de overleving zonder het optreden van een terugkerend VTE of een majeure bloeding, was vergelijkbaar met beide middelen.

Samengevat toont de HOKUSAI-studie aan dat de DOAC edoxaban niet inferieur is aan het subcutane LMWH dalteparine bij de behandeling van patiënten met CAT. Edoxaban gaf een lagere incidentie van terugkerend VTE, maar dit werd gebalanceerd door een iets hogere incidente van majeure bloedingen. Op basis van deze resultaten stellen de onderzoekers dat het orale edoxaban een gebruiksvriendelijker alternatief kan vormen voor dalteparine bij de meeste patiënten met CAT. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat deze bevindingen niet gegeneraliseerd mogen worden voor alle DOACs aangezien sommige van deze middelen een ander werkingsmechanisme hebben dan edoxaban en ook op een andere manier worden gemetaboliseerd.

Referentie

Raskob G, Van Es N, Verhamme P, et al. A Randomized, Open-Label, Blinded Outcome Assessment Trial Evaluating the Efficacy and Safety of LMWH/Edoxaban Versus Dalteparin

Spreker Gary Raskob

 Raskob

Gary E. Raskob, MD, PhD, College of Public Health, University of Oklahoma College of Public Health, Oklahoma City, Japan


Zie: Keyslides

Naar boven