preheader NTVH

header-website

Dosisdichtheid van DHAP reïnductietherapie is een onafhankelijke prognostische factor voor PFS en OS bij recidiverende Hodgkin Lymfoom-patiënten

Ondanks behandeling met intensieve reïnductietherapie gevolgd door een hoge dosis chemotherapie (HDCT) en autologe stamceltransplantatie (ASCT), bereikt slechts 50% van gerecidiveerde Hodgkin Lymfoom (HL) patiënten langdurige remissie. Respons op de reïnductiebehandeling is voorspellend voor de uitkomst. Teneinde de reïnductietherapie te optimaliseren bij deze patiënten, werd door Sasse et al. bekeken of de dosisintensiteit van een regime DHAP (dexamethason, hoge-dosis cytarabine, cisplatinum) in de HDR2-studie verhoogd kon worden door het verkorten van het cyclusinterval van 21 naar 14 dagen. De HDR2 (Randomized Trial of BEAM Plus PBSCT Versus Single-Agent High-Dose Therapy Followed by BEAM Plus PBSCT in Patients With Relapsed Hodgkin’s Disease)-studie is een gerandomiseerde, prospectieve, multicenter Fase-III studie uitgevoerd door de GHSG (European Organisation for the Research and Treatment of Cancer Lymphoma Group) waarin 95 Europese centra participeerden. Daarnaast werd ook geëvalueerd of hematotoxiciteit als gevolg van de behandeling met DHAP invloed had op de dosisintensiteit en uitkomst van de behandeling.

In de HDR2-studie werden gerecidiveerde HL-patiënten zonder ziekteprogressie na twee kuren DHAP gerandomiseerd naar additioneel sequentieel HDCT of naar HDCT met BEAM (carmustine, etoposide, cytarabine en melphalan) gevolgd door ASCT. Het cyclusinterval voor DHAP werd gedefinieerd als het tijdsinterval tussen dag 1 van de eerste kuur en de startdag van de tweede DHAP-kuur. De prognostische waarde van het cyclusinterval van DHAP en de invloed van hematotoxiciteit op PFS en OS na recidivering werd bepaald met behulp van Kaplan Meier- en Cox regressie-analyses. Met lineaire regressietechnieken werd geanalyseerd of diverse variabelen invloed hadden op de lengte van het DHAP-cyclusinterval.

In totaal waren de data van 269 patiënten met recidiverend HL beschikbaar voor analyse.

De mediane leeftijd van de patiënten in de studie was 36 jaar: 36% van deze patiënten waren vrouw. Op het moment dat het recidief gediagnosticeerd werd had 53% een gevorderd stadium van HL en 13% had > 1 eerdere behandeling met chemotherapie ondergaan. De mediane tijd tussen initiële diagnose en het moment van het recidief bedroeg 44,3 maanden. Slechts 15% van de geanalyseerde patiënten ondergingen de tweede DHAP-kuur binnen het aanbevolen tijdsinterval van 14 dagen. Bij 39% van de patiënten bleek dit tijdsinterval 21 dagen of langer te zijn. In totaal werden 232 patiënten gerandomiseerd na twee kuren DHAP. De uitkomsten tonen aan dat er een significante associatie bestaat tussen de lengte van het DHAP-cyclusinterval en de uitkomst van de behandeling (PFS: p = 0,017; OS: p = 0,012, Cox regressie-analyse). Ook de aanwezigheid van vroege of multipele recidieven, stadium vier ziekte anemie ten tijde van het recidief bleken prognostische factoren (PFS: p = 0,035; OS: p = 0,003). Patiënten die de tweede DHAP-kuur op dag 21 of later ontvingen, hadden een significant slechtere uitkomst voor wat betreft PFS en OS, vergeleken met diegenen die de tweede kuur eerder dan dag 21 ontvingen (3-jaars PFS 58% versus 73%, p = 0,027; 3-jaars OS 76% versus 87%, p = 0,016, respectievelijk).

Optredende DHAP-geassocieerde, graad 4 hematotoxiciteit had significante effect op de lengte van de DHAP-kuur intervallen (p = 0.022 in multivariate lineaire regressie analyse). Bij alle patiënten die thrombocytopenie of leukocytopenie graad 4 kregen tijdens de behandeling, waren de tijdsintervallen tussen de DHAP-kuren significant langer. Naast dat de lengte van het tijdsinterval tussen de DHAP-kuren( > 21 / ≤ 21 dagen) een prognostische waarde had, bleek ook ernstige hematotoxiciteit geassocieerd te zijn met een significant kortere PFS (HR 1,36: p = 0,036) en OS (HR 1,79; p= 0,012).

De auteurs concluderen dat de dosisintensiteit van DHAP-reïnductietherapie een onafhankelijke prognostische factor is voor de PFS en de OS bij gerecidiveerde HL-patiënten.

Bovendien blijkt de aanwezigheid van hematotoxiciteit graad 4 een significante bepalende factor in de verlenging van het tijdsinterval tussen de DHAP-kuren en heeft dit een negatief effect op de PFS en OS. Deze resultaten rechtvaardigen het gebruik van G-CSF in deze situatie, aldus de onderzoekers, als ook verder onderzoek naar de toepassing van thrombopoietine- analogen gedurende DHAP-reïnductietherapie teneinde de dosisintensiteit op pijl te houden.

Referentie

S. Sasse, M. Alram, H. Müller et al. Impact of dose density and hematotoxicity of DHAP-reinduction therapy on the outcome in relapsed Hodgkin Lymphoma (HL): an analysis of the German Hodgkin Study Group (GHSG).Presented at EHA 2013, abstract S527.

Spreker Stephanie Sasse

Sasse

Stephanie Sasse, MD, PhD
First Department of Internal Medicine, University Hospital of Cologne and German Hodgkin Study Group, Cologne, Germany

 

Zie: Keyslides

Naar boven