preheader NTVH

header

Kosteneffectiviteitsratio van een onderhoudsbehandeling met rituximab is gunstig bij folliculair lymfoom patiënten afkomstig uit de gewone bevolking

Folliculair lymfoom (FL) is het meest voorkomende subtype van indolent non-Hodgkin lymfoma. De mediane ‘overall survival’ (OS) loopt uiteen van zes tot tien jaar. De EORTC 20981 studie toonde aan dat er een langere progressie-vrije overleving (PFS) was na een onderhoudsbehandeling met rituximab (mediaan 3.7 versus 1.3 jaar zonder). Alhoewel klinische studies van grote meerwaarde zijn, heeft de extrapoleerbaarheid van de uitkomsten naar de gewone bevolking, zonder het hanteren van de speciale selectievoorwaarden van klinische studies, zijn grenzen.

Het doel van de studie beschreven in deze poster was het bepalen van de kosten-effectiviteitsratio van een onderhoudsbehandeling met rituximab vergeleken met observatie bij patiënten met folliculair lymfoom (FL) die reageren op tweedelijns chemotherapie.

Sinds 2004 werden daartoe data van Nederlandse patiënten verzameld die gediagnostiseerd waren met non-Hodgkin lymfoom en afkomstig waren uit de algemene bevolking. Alleen patiënten die reageerden op tweedelijns chemotherapie werden geïncludeerd in de studie.

Na chemotherapie, werden deze patiënten een tijd geobserveerd (observatiegroep) of ondergingen zij een behandeling met een onderhoudsbehandeling met rituximab (onderhoudsbehandelingsgroep). Diverse data werden verzameld van patiëntendossiers met betrekking tot patiëntenkarakteristieken, behandeling en behandelresultaten.Vervolgens werd een kosteneffectiviteitsmodel toegepast om de kosten per gewonnen levensjaar (LYG) en de ‘quality adjusted life year’(QALY) te berekenen

De observatiegroep bestond uit 46 patiënten en de onderhoudsbehandelingsgroep uit 33 patiënten. De mediane leeftijd was 62 jaar, respectievelijk 60 jaar in de observatiegroep en er was geen significant verschil in dat opzicht tussen beide groepen. Er werden verschillen gevonden tussen beide groepen voor wat betreft de respons op eerdere behandelingen (p=0.032), en eerdere behandeling met rituximab in de tweedelijn (p = 0.004). Er waren geen significante verschillen tussen de groepen voor de B-symptomen en distributie van de FLIPI score. De totale overleving (OS) bleek significant hoger te zijn in de groep die met rituximab werd behandeld (p= 0.021).

EORTC studie: vergeleken met de EORTC20981 studie, waren de patiënten in deze studie ouder (p=0.0006) en alhoewel er in deze studie substantiële verschillen tussen de beide groepen bestonden, waren de gebruikte dosering, het aantal behandelcycli en de behandelduur vergelijkbaar met die in de EORTC20981-studie. Kosteneffectiviteit van de behandeling: De incremental costs waren Euro 5,246 per LYG en Euro 5,156 per QALY. Aanvullende sensitiviteitsanalyses veranderden deze uitkomsten niet.

De onderzoekers concluderen dat de FL patiënten afkomstig uit de gewone bevolking niet identiek waren aan de patiënten uit de EORTC20981 studie, wat benadrukt dat het belangrijk is om studies te verrichten onder patiënten uit de gewone bevolking voor verkrijgen van ‘real life’ data. De uitkomsten van deze studie laten zien dat de kosten-effectiviteitsratio’s voor de onderhoudsbehandeling met rituximab gunstig waren vergeleken met andere hematologische behandelingen.

Referentie

Blommestein HM, et al. Pharmacoeconomic evaluation of rituximab as maintenance treatment for follicular lymphoma: results of a real world population based study. Gepresenteerd tijdens de EHA 2012, abstract #803.

Spreker Hedwig Blommenstein

blommenstein

Hedwig M. Blommenstein, MSc,
promovenda, Erasmus MC, Rotterdam

 

Zie: Keyslide

Naar boven