preheader NTVH

Effectiviteit en bijwerkingenprofiel van het Pfizer/BioNTech-coronavaccin onderzocht bij patiënten die een stamceltransplantatie of CAR-T-celtherapie hebben ondergaan

Tot nu toe waren de effectiviteit en het bijwerkingenprofiel van het Pfizer/BioNTech BNT162b2-COVID-19-vaccin grotendeels onbekend bij patiënten die recentelijk een hematopoïetische stamceltransplantatie (HSCT) of CAR-T-celtherapie ondergingen. Eerste resultaten van een studie uitgevoerd in een Israëlisch ziekenhuis met deze patiënten geven een positief signaal af wat betreft het bijwerkingenprofiel. Wel bleek de effectiviteit van het vaccin sterk te verschillen tussen patiënten die een HSCT of CAR-T-celtherapie ontvingen.

Patiënten die een hematopoïetische stamceltransplantatie (HSCT) of CAR-T-celtherapie hebben ondergaan, hebben een verhoogd risico op een ernstig ziekteverloop of overlijden bij een COVID-19-besmetting. Daarom is er een sterke behoefte aan een coronavaccin voor deze kwetsbare patiënten. Er was er echter nog weinig informatie beschikbaar over de effectiviteit en het bijwerkingenprofiel van het mRNA-vaccin BNT162b2, ontwikkeld door Pfizer/BioNTech, bij patiënten die immunologische celtherapie ondergaan. Tijdens EHA 2021 werd een studie gepresenteerd waarin uitkomsten van deze patiënten werden onderzocht.

Studiedesign       

In deze studie, uitgevoerd in het ‘Tel Aviv Sourasky Medical Centre’, werden 80 patiënten geïncludeerd. Hieronder waren 66 patiënten die een allogene HSCT hadden ondergaan en 14 patiënten die uiterlijk 3 maanden voor vaccinatie-afspraak een CAR-T-celinfusie ontvingen. Bijwerkingen, hematologische toxiciteit en ‘graft-versus-host’-ziekte (‘graft-versus-host-disease’, GvHD) werden geëvalueerd na de eerste en tweede vaccindosis. De humorale immuunrespons op het vaccin werd 7-14 dagen na de tweede dosis geëvalueerd met een Elecsys® assay en de cellulaire immuunrespons met ELISpot. Primaire eindpunten waren de incidentie van graad 3/4-bijwerkingen en GvHD-exacerbaties. Verder was de mediane leeftijd van de patiënten 65 jaar en ontvingen zij mediaan 32 of 9 maanden voor de vaccinatie respectievelijk de HSCT of CAR-T. Bij aanvang van de studie ontving 58% van de patiënten met GvHD actieve immunosuppressieve therapie en had 11,3% van alle patiënten complete B-celaplasie.

Gunstig bijwerkingenprofiel

Beide vaccinatiedoses werden goed getolereerd door de patiënten en bijwerkingen waren vergelijkbaar met een populatie zonder transplantatie. In totaal maakte 39% van de HSCT-patiënten een bijwerking door (4,6% graad ≥3) en 32% van de CAR-T-patiënten (7% graad ≥3). Al deze bijwerkingen waren opgelost binnen een aantal dagen, met uitzondering van één geval van secundaire graft-afwijzing, welke momenteel nog wordt onderzocht. Verder maakte 5% van de patiënten per vaccindosis een GvHD-exacerbatie door. Deze exacerbaties konden echter vaak gemakkelijk onder controle worden gehouden met een lage dosis corticosteroïden. Tevens trad cytopenie op bij 10% van de patiënten, waarbij 5% van de patiënten graad 3 of 4 cytopenie ontwikkelde van voorbijgaande aard.

Grote verschillen in humorale respons

Een humorale antilichaamrespons werd vaker gezien bij de HSCT-patiënten (82%) ten opzichte van de CAR-T-patiënten (36%). Bij de cellulaire respons werd het omgekeerde gezien: hierbij was een veel lagere respons bij HSCT (46%) in vergelijking met CAR-T (79%). De algehele responspercentages waren respectievelijk 86% en 79%. Patiënten met een CD19+-lymfocytenaantal boven de 0 hadden daarbij een grotere kans om antilichamen tegen het vaccin te ontwikkelen, in vergelijking met patiënten met B-celaplasie (67% versus 12,5%; p=0,036). Daarnaast bleken verschillende factoren geassocieerd met een positieve serologie: langere tijd sinds celinfusie (beta: 1,05; p=0,032), vrouwelijk geslacht (beta: 0,262; p=0,028) en een hoog aantal CD19+-cellen (beta: 1,88; p=0,047). Een positieve cellulaire respons was geassocieerd met een verhoogd aantal CD19+-cellen (beta: 1,05; p=0,049) en verhoogd aantal CD4+-cellen (beta: 1,06; p=0,041). Er leek geen invloed van de aanwezigheid van GvHD of de daarbij behorende immunosuppressieve therapie op de respons.

Conclusie

Gebaseerd op deze studie lijkt het bijwerkingenprofiel van Pfizer/BioNTech gunstig bij patiënten die een HSCT of CAR-T-celinfusie ontvingen, waarbij de bijwerkingen vergelijkbaar zijn met een cohort zonder hematologische maligniteiten. De humorale respons op het vaccin bleek echter sterk verlaagd bij patiënten die CAR-T-celtherapie hadden ondergaan en/of wanneer B-celaplasie aanwezig was. Bij HSCT werd wel bij meer dan 80% een humorale respons gezien. Een langere follow-up is nodig om meer te kunnen zeggen over de bescherming van deze patiënten op de langere termijn.

Referentie

Ram R, et al., Safety and efficacy of the BNT162B2 mRNA COVID-19 vaccine in patients after allogeneic HCT and CD19-based CAR-T therapy – a single center prospective cohort study. Gepresenteerd tijdens EHA 2021; abstract S285.

Spreker Ron Ram

Ron Ram

Ron Ram, MD, Tel Aviv Sourasky Medical Center, Tel Aviv, Israël

 

Zie: Keyslides

 

Naar boven